34264 |
longen |
licht (enk):
lixt (K278p Lommel),
loos (enk):
lōu̯ǝs (K278p Lommel)
|
De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b]
I-11
|
31186 |
loodgieter |
loodgieter:
lō(w)ǝt˲gitǝr (K278p Lommel),
lūat˲gitǝr (K278p Lommel)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|
33679 |
loodzand |
loodzand:
lōǝtzant (K278p Lommel)
|
De loodgrijze zandlaag onder de heizode. [N 27, 17]
I-8
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
afbladeren:
afblǭu̯ǝi̯ǝ (K278p Lommel)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
21686 |
loon |
quinzime (fr.):
ps. omgespeld volgens Frings.
kəsjeͅm (K278p Lommel),
kəžeͅm (K278p Lommel),
werkloon:
ps. omgespeld volgens Frings.
weͅrklowən (K278p Lommel)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25605 |
loonbak |
inschiet:
insxi-jt (K278p Lommel)
|
Deeg van brood en gebak dat aan huis is klaargemaakt en dat naar de bakker wordt gebracht om er brood of gebak van te laten bakken tegen een vergoeding. [N 29, 98; monogr.]
II-1
|
21596 |
loop van een geweer |
loop:
de loeëp vanə geweiër (K278p Lommel),
de looep van e gewèèr (K278p Lommel),
de loowep van e geweijer (K278p Lommel),
ee als in den maar zeer lang
de loo-wep (auf) van e geweer (K278p Lommel),
gewair: zoals in Franse lair
de loeūp van e gewair (K278p Lommel)
|
De loop van een geweer [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
20132 |
loops |
vuil:
voi̯l (K278p Lommel),
vø͂ͅu̯l (K278p Lommel),
vøͅl (K278p Lommel)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)]
III-2-1
|
31009 |
loopzool |
halfzool:
halfzool (K278p Lommel)
|
De onderste zool die het tredvlak vormt en in lengte de helft van de binnenzool is. [N 60, 93]
II-10
|
18455 |
loopzool [wld ii.10, p. 42] |
halfzool:
halfzool (K278p Lommel)
|
De onderste zool die het tredvlak vormt en in lengte de helft van de binnenzool is? (buitenzool, loopzool, onderzool, halfzool, halflap?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|