32585 |
mestkar |
mestkar:
[mest]kar (K278p Lommel)
|
De kar waarmee men stalmest naar het land vervoerde. Als deze kar niet uitsluitend voor het vervoer van mest bestemd was, werd ze na het mestuitrijden gereinigd. Als mestkar gebruikte men meestal de korte kar (L 115 vroeger, 159a, 163, 192a vroeger, 192b, 209, 216, 246 vroeger, 248, 265, 265b, 266, 288, 289, 290, 292, 320a, 324, 331, 331b, 369, 422), de slagkar (L 115 later, 192a later, 246 later, 247, 248, 265b, 270, 292, 294, 318b, Q 27, 191, 204a) en de aardkar (L 289, 314, 360, 364, 366, 367). Voor deze kartypen zij verwezen naar de aflevering betreffende de (oude) landbouwvoertuigen e.a.. Termen als mestwagen wijzen op een moderner vervoermiddel, dat - ook al is het tweewielig - wagen wordt genoemd, omdat het met luchtbanden is uitgerust. [N 11A, 7; N 17, 2a + 3a + 8 add. + 15b; A 42, 8a + b; monogr.]
I-1
|
24335 |
mestkever |
luiszak:
loejsak (K278p Lommel),
schijtkrevel:
sxeͅtkre:vəl (K278p Lommel),
vlooizak:
vlo:izak (K278p Lommel)
|
mestkever [ZND 14 (1926)]
III-4-2
|
32581 |
mestspade, mestmes |
meststik:
[mest]stek (K278p Lommel),
stik:
stek (K278p Lommel)
|
Het voorwerp waarmee men het in het vorige lemma bedoelde werk verrichtte. Dit gereedschap werd ook wel gebruikt voor het afsteken van ingekuild veevoeder of geperst hooi. Van de onderstaande termen zijn er vele niet specifiek voor de meststeker: zij noemen een bepaald soort gerei dat ook voor ander werk te gebruiken is. Voor de varianten van mest zij verwezen naar het lemma (stal)mest. [N 18, 15 + 21d; N 5A, 50b; N 11A, 12; monogr.]
I-1
|
33622 |
mestvaalt |
mesthoop:
misthōp (K278p Lommel),
aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019
miesthoop (K278p Lommel),
mèsthoeëp (K278p Lommel)
|
[Goossens 1c (1955b)] [ZND 01 (1922)]
I-7
|
34364 |
mestvarken |
mestvarken:
męstfɛrǝʔǝn (K278p Lommel)
|
Een varken dat gehouden worden om vet te mesten. [JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49e; N C, add.; N 19, Q 111 add.; N 19, Q 204a add.; monogr.]
I-12
|
25625 |
met afgebarsten korst, gezegd van brood |
niet genoeg gevuld:
nigǝnuxǝvølt (K278p Lommel)
|
De oorspronkelijke vraagstelling in N 29, 70 luidde: "Hoe noemt u brood dat tussen korst en kruin is afgebarsten?" Het feit dat ''kruin kruim'' had moeten zijn, heeft de beantwoording niet noemenswaardig be√Ønvloed. Het lemma valt uiteen in verschilllende grammaticale categorieën.' [N 29, 70; N 29, 69a; monogr.]
II-1
|
32602 |
met compost bestrooien |
de aard derin brengen:
dǝn ǫu̯ǝrt ˲dǝrin bręŋǝn (K278p Lommel)
|
Weiland bemesten met compost. Omdat er gras- en onkruidzaden in kunnen zitten, wordt mengmest gewoonlijk niet op akkerland aangewend. [N 11, 22 + 25 add.; N 11A, 38; monogr.]
I-1
|
34453 |
met de horens stoten, gezegd van de bok |
bokken:
boʔǝn (K278p Lommel)
|
[N 19, 75]
I-12
|
34625 |
met de kar achteruit rijden |
achteruit varen:
āxtǝrøt ˲vǭu̯ǝrǝ (K278p Lommel),
hup-terug kruien:
hyp tǝrøx krø̜i̯ǝ (K278p Lommel),
kruien:
krø̜i̯ǝ (K278p Lommel)
|
Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99]
I-13
|
17868 |
met de linkerhand |
met de linkerhand:
mai de linkerhand (K278p Lommel),
met de linkse hand:
mi de lingse haan (K278p Lommel)
|
met de linkerhand [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|