23900 |
paradijs |
paradijs:
parədeͅis (K278p Lommel)
|
Het Paradijs [et paredies]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
ne parapluj (K278p Lommel),
ne parrblu (K278p Lommel),
paraplu (K278p Lommel),
pärəplyi (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
paraplu [N 23 (1964)], [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|
18395 |
parel |
parel:
pa:rəl (K278p Lommel),
parel (K278p Lommel)
|
Parel. Sieraad van de pareloester of –mossel met hoge waarde [parel, paarlemoer] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
21950 |
paren van de duiven |
paren:
pōͅrə (K278p Lommel)
|
Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
18406 |
parfum |
reuk:
rø͂ͅk (K278p Lommel),
reuksel:
reuksel (K278p Lommel)
|
Parfum. Reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur, reuksel] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
23283 |
parochie |
parochie:
pəroͅxij (K278p Lommel),
`dorp`
`n parochij (K278p Lommel),
`kerkelijke gemeente met een pastoor`
`n parochie (K278p Lommel)
|
Een parochie. [N 96D (1989)] || Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kuikje:
kø̜̄kskǝn (K278p Lommel),
kø̜kskǝ (K278p Lommel),
pulletje:
pølǝʔǝ (K278p Lommel)
|
[N 19, 40b]
I-12
|
26692 |
pasbrug |
lift:
left (K278p Lommel)
|
Het horizontale balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waar de zwengel en de spil op rusten. De pasbrug is aan één uiteinde scharnierend vastgezet en rust met het andere uiteinde op de lichtboom. [N D, 21]
II-3
|
23231 |
pasen |
pasen:
pa͂se vaalt la͂t (K278p Lommel),
poschen velt loͅət (K278p Lommel),
posschen vèlt lauet (K278p Lommel)
|
Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)]
III-3-3
|
34046 |
pasgeboren kalf |
nuchter kalf:
nøxtǝrǝ [kalf] (K278p Lommel)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|