22446 |
periode van de ijsheiligen |
ijsheiligen:
ijsheiligen (K278p Lommel)
|
de periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17911 |
persen |
arbeiden:
arbeiden (K278p Lommel),
duwen:
duwen (K278p Lommel),
persen:
door persen (K278p Lommel)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] || Met kracht vloeistof door een nauwe opening persen (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen) [N 108 (2001)]
I-11, III-1-2
|
28656 |
pershoning |
pershoning:
pershoning (K278p Lommel)
|
Honing die men verkrijgt door de raten te persen, zodat de honing eruit loopt. Na verwijdering van de blanke, gave stukken raathoning doet men de onregelmatige stukken honingraat, nog niet verzegelde honing, open en gesloten broed, stuifmeelraten, grof werk, moerdoppen, dode bijen en ander afval in zakken van kaasdoek. Deze legt men in de honingpers, waarin ze onder grote druk de nog resterende honing prijs geven (De Roever, pag. 167). Deze geperste honing blijft echter na zeven en klaren toch een produkt van mindere kwaliteit. [N 63, 116b; N 63, 115d; N 63, 115c; JG 1a; monogr.]
II-6
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
ezel:
nen ezel (K278p Lommel),
geen gemakkelijke:
`t is genne gemekkelijke (K278p Lommel),
wringer:
`t is ne vringer (K278p Lommel),
het is ne vringer (K278p Lommel)
|
Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
33566 |
perzik |
pche (fr.):
peiəs* (K278p Lommel)
|
perzik
I-7
|
24856 |
perzikkruid |
reuts:
rets (K278p Lommel)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18634 |
pet met brede klep |
klepklak:
kleͅpklak (K278p Lommel)
|
pet met brede klep [loerklak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18627 |
pet met opstaand bovenstuk |
zijden klak:
zeiə klak (K278p Lommel),
zeͅiə klak (K278p Lommel)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel,
K278p Lommel)
|
pet || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
20410 |
petekind |
petekind:
paetekent (K278p Lommel)
|
een petekind [patekink] [N 96D (1989)]
III-2-2
|