33502 |
bieslook |
bieslook:
biesslook (K278p Lommel)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
34238 |
biestmelk |
biest:
best (K278p Lommel),
bist (K278p Lommel),
melk:
mɛlk (K278p Lommel)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
33249 |
bietenloof, bladerkroon |
bietenbladeren:
biǝtǝblǭrǝ (K278p Lommel),
bētǝblǭrǝ (K278p Lommel),
bietloof:
bētlōf (K278p Lommel),
bladeren:
blǫu̯ǝr (K278p Lommel),
koppen:
kǫpǝ (K278p Lommel),
krotenloof:
krōtǝlōǝf (K278p Lommel)
|
De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48]
I-5
|
33254 |
bietenmolen |
bietensnijder:
bēi̯ǝtǝsnęi̯ǝr (K278p Lommel),
karotenmolen:
karǭǝtǝmøǝlǝ (K278p Lommel),
krotenmolen:
krou̯ǝtǝmø̄lǝ (K278p Lommel)
|
Instrument om voerderbieten in brokken te malen zodat de beesten deze eten kunnen. [N 18, 108; add. uit N 5A, 34d]
I-5
|
33243 |
bietenplantjes |
karotenplantjes:
karōǝtǝplęntjǝs (K278p Lommel)
|
Bietenplantjes als ze pas opgekomen zijn en uitgedund moeten worden. [N 12, 44; monogr.]
I-5
|
33244 |
bietenplantjes uitdunnen |
dunnen:
dønǝ (K278p Lommel),
uitdunnen:
ø̜t˲dønǝ (K278p Lommel),
uitzetten:
ø̜tzɛtǝn (K278p Lommel)
|
Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2]
I-5
|
33255 |
bietensnijbak |
kapbak:
kabak (K278p Lommel)
|
Voordat er bietenmolens op de boerderij kwamen werden de bieten kleingesneden met een lang mes boven een bak. In dit lemma staan de benamingen voor die bak bijeen. Vergelijk ook het lemma Strosnijbak, in afl. I.4. In L 159a wordt dat mes het mangelmes genoemd; in Q 18: een es. Hutsel, in hutselkist: hutsel is in het plaatselijke dialect een stuk biet. Bij tobbe wordt aangetekend dat de bak lijkt op een waston. [N 5A, 34d]
I-5
|
33245 |
bietenveld |
rapenland:
rēpǝlant (K278p Lommel)
|
Met bieten of rapen bezaaid stuk land. [L 41, 2; monogr.]
I-5
|
30967 |
biezen |
biezen:
(enkelv)
bis (K278p Lommel),
biezen gebruiken:
biezen gebruiken (K278p Lommel)
|
De kanten met biezen beleggen. [N 60, 61] || Fijne lijntjes die als versiering op het hele rijtuig zijn aangebracht. [N 101, 21]
I-13, II-10
|
34345 |
biggen werpen |
baggen:
bagǝ (K278p Lommel),
bagǝn (K278p Lommel),
bágǝn (K278p Lommel)
|
Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.]
I-12
|