e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roven roven: roven (Lommel) Het nemen van honing door bijen bij andere volken. Bepaalde bijen zijn roofziek van aard en zij proberen honing te bemachtigen overal waar ze die kunnen aantreffen. De aangevallenen proberen de woning wel te verdedigen maar lang niet altijd lukt dat. Overwinnen de rovers, dan wordt heel de korf of kast leeggedragen. Roven kan leiden tot veldslagen tussen bijenvolken, waarbij niet veel bijen overleven. [N 63, 67a; N 63, 67b; Ge 37, 95] II-6
royaal royaal (<fr.): mild: vb. hej geuft roaal  roaal (Lommel) Royaal: uitspraak en betekenis (mild, onbekrompen, volop, enz.). [ZND 41 (1943)] III-3-1
rozenbottel papenkeutel: papekeutel (Lommel) rozebottel [ZND 02 (1923)] III-4-3
rozijn rozijn: veroud. meestal meervoud roz@i?\\n  rozeͅin (Lommel) rozijn III-2-3
rozijnenbrood rozijnkoek: rəzēnkuk (Lommel) brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)] III-2-3
rug croupon: croupon (Lommel), rug: pijn in de rug (Lommel), pijn in m`ne rug (Lommel), rug (Lommel, ... ), zeer in menne rug (Lommel), rugstrang: røxstraŋk (Lommel) de rug [ZND 29 (1938)] || Het gedeelte van de huid dat de rug bedekt. Zie afb. 1. [N 60, 3h; N 36, 6a] || ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9, II-10, III-1-1
rug van het blad van de zeis rug: røx (Lommel) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3
rug, aangeaard stuk rug: røx (Lommel), wal: wal (Lommel) De verhoogde rug of wal die ontstaat bij het aanaarden van de aardappelen. Bij holvoor(de) heeft betekenisoverdracht plaatsgevonden; het is eigenlijk de open voor naast de rug. [N 12, 27; monogr.] I-5
ruggengraat ruggengraat: røgəgroͅwt (Lommel), røgəgroͅwət (Lommel), ruggenstrang: røgəstraŋ (Lommel), rugstrang: røchstraŋ (Lommel, ... ) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] III-1-1
ruggenwervel ruggenwervel: nə røgəweͅrvəl (Lommel), røgəweͅrəvəl (Lommel) [N 10 (1961)] III-1-1