30847 |
rugkant |
rugkant:
rugkant (K278p Lommel)
|
De rug of rugkant van een mes. [N 60, 175b]
II-10
|
33989 |
rugnet |
vliegenkleed:
[vliegenkleed] (K278p Lommel)
|
Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c]
I-10
|
33974 |
rugriem |
rugriem:
røxrim (K278p Lommel)
|
Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69]
I-10
|
21936 |
ruien |
ruiven:
røivən (K278p Lommel),
røͅivən (K278p Lommel)
|
ruien || veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)]
III-4-1
|
17737 |
ruiken |
rieken:
rie-en (K278p Lommel),
ruiken:
rui-en (K278p Lommel),
rui`en (K278p Lommel),
ruiken (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel),
rū`en (K278p Lommel),
røͅi`ə (K278p Lommel),
røͅy`ən (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
rieken [ZND 25 (1937)], [ZND m] || Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken) [N 108 (2001)] || ruiken [N 10b (1961)], [ZND m]
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
ruilen:
rullen (K278p Lommel),
wille we `s reulen! (K278p Lommel),
willen we es roilen (K278p Lommel),
tuisen:
toessen (K278p Lommel),
Ik heb mijn knikkers getoest voor een boek.
tusən (K278p Lommel),
Verouderd.
toesen (K278p Lommel)
|
het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden] [N 112 (2006)] || Toesen: ruilen (veroud.), sjacheren. || Tuisschen. [Willems (1885)] || Willen we eens ruilen? [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
33436 |
ruimte tussen opeenvolgende gebinten |
gebont:
gǝbont (K278p Lommel)
|
Het vak of de ruimte tussen de opeenvolgende gebinten in een stal of in een schuur, die wordt begrensd door de vlakken van twee gebinten en de buitenmuur of door één gebint en twee muren die dan een hoek vormen. Zie afbeelding 18 en de plattegronden bij paragraaf 1.2. Bij driebeukige gebouwen omvat zo''n vak een deel van de middenbeuk en een deel van de zijbeuken. Bij éénbeukige gebouwen kan begripsverwarring ontstaan met de ruimte tussen de stijlen, die immers in de buitenmuren staan. Zie daarom ook het lemma "ruimte tussen de stijlen" (3.3.9). Omdat bij éénbeukige gebouwen de gebinten vaak niet zo duidelijk zichtbaar zijn (vooral in de stallen) en bij nieuwere gebouwen met dragende muren gebinten ontbreken, is de in dit lemma bedoelde ruimte voor vele informanten een onbekend begrip (met name in L 269, 271, 289, 296, 330, 375, 378, 378*, 381b, 0426, 429, Q 15, 32, 32a, 95, 99, 102, 112, 119, 121, 196, 203, 208 en 222). Van belang en interessant is de metonymische naamsoverdracht die zich in dit lemma herhaaldelijk voordoet: de benaming van de gebinten gaat over op die voor de ruimte tussen de gebinten. Zie afbeelding 15.' [N 4, 3; N 4A, 9a; A 25, 17]
I-6
|
25485 |
ruimte voor brandstof |
kolenkot:
kōlǝkot (K278p Lommel),
muttermijt:
møtǝrmējt (K278p Lommel)
|
De bakker stookt zijn oven met kolen of hout. Het kolenhok ligt in de regel naast de oven. Het hout wordt in een schuurtje opgeslagen. [N 29, 105e]
II-1
|
33750 |
ruin |
ruin:
rø̜i̯n (K278p Lommel)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
koeken:
koeken (K278p Lommel),
Koeken is troef.
ku?ən (K278p Lommel),
spelling: "koeken
ku’ən (K278p Lommel),
ruiten:
ruiten (K278p Lommel)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - III. Ruiten. [DC 52 (1977)] || Koeken: (Kaartsp.) ruiten. || Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|