e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
salpeter salpeter: sǫlpētǝr (Lommel) Chemische stof waarmee bijen bedwelmd worden. [N 63, 77d, N 63, 77c; N 63, 77b; JG 1b] II-6
salueren salueren (<fr.): de soldaten moeten salueeren (Lommel), de soldòweten mutten saluweejeren (Lommel), salueeren (Lommel), saləwejərən (Lommel) De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || groeten van soldaten (salueren) [N 102 (1998)] III-3-1
samenspannen bijeenspannen: diej tweeje spannen beejen (Lommel) Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)] III-3-1
sandaal sandaal: sandaoəl (Lommel), sandoͅuəl (Lommel) sandaal [N 24 (1964)] III-1-3
satijn satijn: satęjn (Lommel) Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.] II-7
saus saus: sàws (Lommel) saus [RND] III-2-3
savooiekool savooie: savowəjə (Lommel), savooiekool: savouəi(koͅl)* (Lommel), savooikool: səvowəj koͅlə (Lommel) [N Q (1966)]savooie kool als gerecht [N Q (1966)] || savooikool I-7, III-2-3
schaafafval krollen: krǫlǝ (Lommel) Het afval dat bij het schaven ontstaat. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 222 s.v. sch√™fsel, ø̄schavelingen, krollenø̄. [N 53, 124; N 55, 189; L 42, 17; monogr.] II-12
schaal coupe (fr.): kup (Lommel), schaal: sxoͅu̯əl (Lommel), broodschaal  sxoͅu̯əl (Lommel) schaal || schaal; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schaal van een ei schaal: sxoǝl (Lommel) Het kalkachtige omhulsel van een ei. Onder het woordtype schaal verbergen zich twee verschillende woorden, die in het Nederlands zijn samengevallen, doordat de Westgermaanse ā van het eerste woord, dat "komvormig voorwerp" betekende, en de Westgermaanse a in open lettergreep van het tweede woord, dat "omhulsel" betekende, beide een lange ā opleveren. De meeste Limburgse dialecten onderscheiden echter nog steeds deze twee historische klinkers. In de westelijke helft van Belgisch Limburg (gebied I) heeft ''schaal'' "eierschaal" een vocalisme dat Westgermaanse ā voortzet, in de oostelijke helft, in heel Nederlands Limburg evenals in het noordoosten van de provincie Luik (gebied II) een dat Westgermaanse a in open lettergreep voortzet. In dat oostelijke gebied is daarnaast ook schaal met oude ā vaak bekend, maar het betekent er "groot, plat bord", "collecteschaal" of "weegschaal". In enkele noordwestelijke Belgisch Limburgse dialecten heeft algehele (gebied III) of gedeeltelijke (gebied IV) samenval van ā en a in open lettergreep plaatsgevonden, zodat er niet kan worden uitgemaakt op welke van de twee oorspronkelijk verschillende woorden het woordtype schaal er teruggaat. Zie hiervoor in de bibliografie Goossens 1967. Enkele Nederlands Limburgse gegevens bevatten een historische ā. Blijkbaar gaat het hier om verwarring met het woord ''schaal'' voor "schotel".' [N 19, 55a; JG 1b, 1c, 2c; A 39, 9a; A 39, 9b; monogr.] I-12