e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scheerapparaat scheermachine: scheermachien (Lommel), scheermachine (Lommel), scheermachinetje: scheermachieneken (Lommel), sxä:rmešinə?ən (Lommel) Een electrisch scheerapparaat [scheermachine, scheerder] [N 114 (2002)] || electrisch scheerapparaat III-1-3
scheermes schaars: sxars (Lommel, ... ), scheermes: scheermes (Lommel), scheermesje: scheermesken (Lommel) Een scheermesje. Een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 114 (2002)] || mesje voor veiligheidsscheermes || scheermes III-1-3
schei schei: sxɛi̯ (Lommel), scheien: sxɛi̯ǝ (Lommel) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
schelden, schimpen schelden: schèllə (Lommel) schelden [DC 47 (1972)] III-1-4
schelftakkenbossen, schelfhorden mutserds: møtsǝrs (Lommel) Boven op de beide balkenlagen van de schelf worden ter vorming van de zoldering (ter afdichting) takkenbossen gespreid. Het gebruik van takkenbossen is bij lange na niet algemeen. Een aantal benamingen die op de gebruikte takjes of roeden duiden, kunnen ook in gebruik zijn voor de schelfhorden als deze van takjes of roeden gevlochten worden. De schelfhorden bestaan uit gevlochten matten van twijgen of uit oude lappen stof. Om de afdichting te verbeteren wordt soms leem of stro gebruikt. [N 4A, 13c; N 4, 70] I-6
schelvis schelvis: sxeͅlves (Lommel) schelvis III-2-3
schemeren schemeren: (overgang van licht naar donker)  sxémərən (Lommel), overgaan van licht naar donker en omgekeerd  snèwərə (Lommel) schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
schemeren van de ogen dol worden: ek woͅrt doͅl (Lommel), sterretjes zien: ksin steͅrə⁄əs (Lommel) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1
schemering, valavond grauwe, de: də gráwən (Lommel), schemer: sxémər (Lommel), valavond: valavond (Lommel) Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] III-4-4
schenkel schenk: Verklw. sx@]sk\\n  sxeͅŋk (Lommel) been, bot, knook III-2-3