19532 |
schilmesje, aardappelmesje |
patattenschilder:
pətatəsxɛldər (K278p Lommel)
|
mes waarmee aardappelen worden geschild [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21086 |
schimmel |
schimmel:
sxemǝl (K278p Lommel),
vosschimmel:
vǫssxemǝl (K278p Lommel)
|
Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31]
I-9
|
30839 |
schimmelen |
schimmelen:
sximǝlǝn (K278p Lommel)
|
Met schimmel bedekt raken, beschimmelen, gezegd van het vetleer. "Leder, in vochtige plaatsen opgestapeld, is blootgesteld aan beschimmeling, die het weefsel soms volledig vernietigt, gemakkelijk doet scheuren en breken. Om de schimmel van bovenleder te verwijderen, dient men het aan de lucht bloot te stellen; indien de slechte weersgesteldheid zulks niet toelaat, moet men het leder in verwarmde plaatsen onderbrengen, om het aldus te drogen." (Aras II, pag. 122-123). [N 60, 12]
II-10
|
21244 |
schip |
schip:
`n schip, tweej schepen (K278p Lommel),
sxip (K278p Lommel)
|
een schip, twee schepen [ZND 42 (1943)] || schip [RND]
III-3-1
|
21248 |
schipper |
schipper:
sxipər (K278p Lommel)
|
schipper [RND]
III-3-1
|
18923 |
schipperen |
schipperen:
schipərən (K278p Lommel)
|
schipperen
III-1-4
|
32855 |
schitbossen |
schitbossen:
(enk)
sxet˱bǫs (K278p Lommel)
|
Bossen van welig opschietend gras in de weide, op plaatsen waar koedrek heeft gelegen. De koeien laten deze bossen vaak staan; ze worden dan later in het seizoen afgemaaid. Overal is het meervoud opgenomen; behalve waar uitdrukkelijk anderszins aangegeven. [N 14, 85; N 14, 123 add.; monogr.]
I-3
|
18341 |
schoeisel |
blokken:
blo?ǝn (K278p Lommel),
koordensloffen:
kowǝrǝ slofǝn (K278p Lommel),
t leer]:
voetgetög (K278p Lommel)
|
Naast het gebruikelijke schoeisel als schoenen en klompen draagt de bakker ook wel makkelijk inschietbare pantoffels. De informant van K 278 vermeldt dat het hier gaat om een soort pantoffel waarvan de zolen uit koord bestaan en waarvan het bovenstuk linnen is. [N 29, 102f] || schoeisel, het geheel van schoenen, laarzen e.d. [voetgetöch [N 24 (1964)]
II-1, III-1-3
|
26502 |
schoen |
schoen:
sxun (K278p Lommel)
|
Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19]
II-3
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
schoen (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
sxun (K278p Lommel)
|
Hoe noemt u in het algemeen het meestal leren voetbekleedsel met hak dat tot iets hoger dan de enkels kan komen (schoen?) [N 60 (1973)] || schoen || schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|