e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sierlaag laag: lāx (Lommel) Niet-uitspringende sierlaag van bakstenen met een andere kleur die in het metselwerk wordt verwerkt. [N 31, 30f] II-9
sierlijke omslagdoek franjesdoek: [sic]  fränəzduk (Lommel), neusdoek met franje: neusdoek met franje (Lommel) omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)] III-1-3
sigaar sigaar: siegar (Lommel), sigaar (Lommel), sigar (Lommel), sigaren (Lommel), Verklw. s\\gark\\n  səgar (Lommel) sigaar [ZND 32 (1939)] III-2-3
sigaret sigaret: Verklw. s\\gr@i¿\\n  səgreͅt (Lommel) sigaret III-2-3
sigarettenpijpje spit: Verklw. spei¿\\n  spet (Lommel) sigarettenpijpje III-2-3
sijs sijs: sēīs (Lommel), sijsje: seͅskə (Lommel), seͅskən (Lommel), Frings, omgesp.  seͅskə(n) (Lommel) sijs [Willems (1885)] || sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
sikkel sichel: sexǝl (Lommel), sikkel: sekǝl (Lommel), zichel: zexǝl (Lommel) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
sinaasappel appelsien: appelsien (Lommel, ... ) sinaasappel [ZND 40 (1942)] III-2-3
singel singel: seŋǝl (Lommel) Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.] I-10
singel voor de paardedeken singel: seŋǝl (Lommel) Riem rond de buik van het paard die dient om de paardedeken op zijn plaats te houden. [N 13, 92] I-10