22346 |
sneeuwbal |
sneeuwbol:
sneeuwbolle werpen (K278p Lommel),
Ss. sub sneeuw.
sneeuwbol (K278p Lommel)
|
[Sneeuwbal]. || met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
24714 |
sneeuwbes |
paffertje:
-
pefferkes (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
sneeuwbes (Symphoricarpus racemosus) [DC 56 (1981)]
III-4-3
|
25192 |
sneeuwbui |
sneeuwbui:
snejewbəj (K278p Lommel),
sneeuwbuig:
sneiəwbøͅyg (K278p Lommel)
|
sneeuwbui, sneeuwvlaag [sneeuwvlei] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25137 |
sneeuwen |
sneeuwen:
ps. omgespeld volgens Frings!
snei̯əu̯ən (K278p Lommel)
|
sneeuwen
III-4-4
|
20115 |
sneeuwklokje |
sneeuwklokje:
-
sneeuwkloksken (K278p Lommel)
|
sneeuwklokje [DC 56 (1981)]
III-4-3
|
22903 |
sneeuwman |
sneeuwman:
Ss. sub sneeuw.
sneeuwman (K278p Lommel)
|
[Sneeuwman, sneeuwpop].
III-3-2
|
25191 |
sneeuwx |
meuw:
mejəw (K278p Lommel),
sneeuw:
snééw (K278p Lommel),
ps. omgespeld volgens Frings!
snei̯əu̯ (K278p Lommel)
|
sneeuw [RND] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
29995 |
snelbindende cement |
rapid:
rapit (K278p Lommel),
rappe cement:
rapǝ sǝmɛnt (K278p Lommel)
|
Cementsoort waarbij het binden, het proces van opstijving, een half uur na het aanmaken met water plaats heeft. Volgens de invuller uit Q 121 ontstaat snelbindende cement wanneer aan cement kalk en gips worden toegevoegd. Het gips bindt snel en werkt als een verharder. Snelhardende cement wordt gebruikt om gaten in muren bij te werken. [N 30, 35b; monogr.]
II-9
|
21237 |
sneltrein |
expres (<fr.):
een ekspresse (K278p Lommel),
nɛn exprès (K278p Lommel)
|
Sneltrein. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
33514 |
snijbonen |
snijbonen:
sneͅiboͅn* (K278p Lommel)
|
snijboom
I-7
|