24075 |
bisdom |
bisdom:
bisdoͅm (K278p Lommel)
|
Een bisdom of diocees. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24074 |
bisschop |
bisschop:
biskoͅp (K278p Lommel)
|
Een bisschop [busschop, biskop, bissjep]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33936 |
bit |
dwingtoom:
dweŋtōm (K278p Lommel),
gebit:
gǝbet (K278p Lommel),
toom:
tōm (K278p Lommel),
watertoom:
wǭtǝrtōm (K278p Lommel)
|
IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.]
I-10
|
19352 |
bits |
bitsig:
bitsəch (K278p Lommel),
dwars:
hij is nogal dwers of dwes (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
bitsig || Hoe zegt ge << hij is nogal bits, scherp, prikachtig>> in zijn manier van spreken. [ZND 40 (1942)]
III-1-4, III-3-1
|
33937 |
bitstang |
stang:
staŋ (K278p Lommel)
|
De ijzeren stang van het bit dat het paard in zijn mond heeft. De benaming voor dit onderdeel is vaak hetzelfde als die voor het bit in zijn geheel. [N 13, 42]
I-10
|
18635 |
bivakmuts |
bivakpots:
bivakpoͅts (K278p Lommel)
|
bivakmuts, nauw om hoofd en hals sluitend wollen muts die alleen een deel van het gezicht onbedekt laat [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18113 |
blaar |
blaar:
blaier (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel),
blaor (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel,
K278p Lommel),
bloajer (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel),
bloier (K278p Lommel),
blowejer (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
blein:
blein (K278p Lommel),
blijn (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
een blaar (wanneer men zich heeft verbrandt) [ZND 32 (1939)] || een blaar in de handen door het vasthouden van een werktuig, bv. een hamer [ZND 32 (1939)] || een blaar onder de voeten, door het gaan veroorzaakt [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
25437 |
blaas van een geslacht varken |
pisblaas:
pesblowǝs (K278p Lommel)
|
De blaas van het varken wordt voor verschillende doeleinden gebruikt volgens de respondenten. Men smeert er werkschoenen mee in of de houtzaag. Als heelmiddel wordt hij op een gekneusde plek gelegd. Men vangt er vogels mee of men doet er bloedworst in; zelfs brandewijn wordt ermee gesmokkeld. Hij kan functioneren als ijszak voor een zieke of als afsluiting voor levensmiddelen. Vaak dient de gedroogde blaas als tabakszak of geldzak. Opgeblazen en gedroogd is hij een voetbal voor de jeugd. Men maakt er kunstdarmen van en heel bekend is het gebruik ervan bij het Carnaval als "foekespot" of "rommelspot". Kan men er echt niets mee doen, dan wordt ie weggesmeten. [N 28, 73; N 28, 74; monogr.]
II-1
|
18096 |
blaasontsteking |
iet op de blaas:
iet op de blaas (K278p Lommel),
kou op de blaas:
kou op zijn blaas (K278p Lommel)
|
Blaasontsteking: ontsteking van de urineblaas (koupis, droppelpis, krelkespis, kou op de blaas). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
24469 |
blad (alg.) |
blad:
blat; mv. bloͅuər; dim. blɛiʔən (K278p Lommel)
|
blad
III-4-3
|