18158 |
stelpen van bloed |
stelpen:
stolpen (K278p Lommel)
|
Stelpen van bloed (struppen, stolpen, stoppen, stollen. [N 107 (2001)]
III-1-2
|
22367 |
stelt |
stelt:
en stĕilt (K278p Lommel),
stelt (K278p Lommel),
Kunt gij op stelten lopen?
stält (K278p Lommel)
|
a) elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats] [N 112 (2006)] || Stelt. [Willems (1885)]
III-3-2
|
21602 |
stemmen |
kiezen:
kiezen (K278p Lommel),
stemmen:
stemmen (K278p Lommel)
|
kiezen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
25596 |
stempel |
stempel:
stɛ̄mpǝl (K278p Lommel)
|
Stempel of ander gereedschap waarmee de bakker een merk in het deegbrood drukt voordat het de oven of de rijskast ingaat. Het stempel kan de firmanaam, de broodsoort of het gewicht aangeven. Volgens de informant van L 270 bevatten de stempels op het roggebrood de initialen van de bakker in een cirkel of een ovale vorm. En volgens de informant van L 312 werden vroeger stempels met een ster gebruikt die duidden op brood van gemengde bloem en stempels zonder ster die ongemengd brood aangaven. Zie ook afb. 20. [N 29, 41; N 29, 42; monogr.]
II-1
|
22663 |
stemvork |
diapason (fr.):
diapason (K278p Lommel)
|
het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
pot:
pot (K278p Lommel),
stenen pot:
geen andere speciale namen
stɛnə potə (K278p Lommel)
|
een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)] || pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
29923 |
stenendrager |
stenendrager:
stējǝndrāgǝr (K278p Lommel)
|
De handlanger die speciaal belast is met het aandragen van de metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste termen het lemma 'handlanger'. [N 30, 2d; N 31, 16b; monogr.]
II-9
|
32971 |
stengel, steel |
steel:
steǝl (K278p Lommel)
|
Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
30005 |
sterke mortel |
mortel:
mǫrtǝl (K278p Lommel),
vette mortel:
vɛtǝ mǫrtǝl (K278p Lommel)
|
Mortel voor waterdicht pleisterwerk, bijvoorbeeld voor kelders. Volgens de invuller uit Q 180 werd bij de bereiding ervan Rijnzand gebruikt. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '-(spijs)', '-(specie)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 38b]
II-9
|
30001 |
sterke trasmortel |
plekmortel:
plɛkmǫrtǝl (K278p Lommel)
|
Mortel bestaande uit tras en kalk, volgens de invuller uit Q 35a gebruikt voor waterdicht werk. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 37b]
II-9
|