e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiekem stiekem: stĭĕʔəm (Lommel) stiekem III-1-4
stier looi: lōi̯ (Lommel), stier: stii̯ǝr (Lommel), stīr (Lommel) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stift stukstift: stukstift (Lommel) Een puntig spijkertje zonder kop en met platte kanten waarmee men de hak in elkaar zet. [N 60, 200a] II-10
stiften pinnen: pinnen (Lommel) De hak voorzien van stiften of hakspijkertjes. [N 60, 200b] II-10
stijf van vingers en handen stijf: steͅif (Lommel, ... ) stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2
stijfkop stijfkop: ook materiaal znd 28, 31  stijfkop (Lommel) koppig [ZND 01 (1922)] III-1-4
stijfsel stijfsel: steͅsəl (Lommel), samen met znd 7, 48  stɛsəl (Lommel) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] || stijfsel III-2-1
stijfselpap stijfsel: stessel (Lommel), stèssel (Lommel), stijfselpap: stêsselpap (Lommel) stijfselpap [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijgbeugels stijgbeugels: stibø̄gǝls (Lommel) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stijlvoetplaat plaai: plowǝj (Lommel) De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld] II-9