30015 |
stijve mortel |
taaie duivel:
tɛjǝn dyvǝl (K278p Lommel),
te droog:
te drø̜̄ǝx (K278p Lommel)
|
Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|
18014 |
stikken |
naaien:
naaien (K278p Lommel),
stikken:
stikken (K278p Lommel),
stikt (K278p Lommel),
verstikken:
verstikt (K278p Lommel)
|
Het door middel van een draad aan elkaar bevestigen van twee stukken leer. Volgens de informanten wordt de term naaien gebezigd voor het vroegere handwerk (L 163a, Q 112a) en stikken voor het latere machinale werk (L 163a, Q 18 en Q 112a). [N 60, 54a; N 60, 239] || Stikken: sterven door ademgebrek (stikken, verstikken) [N 106 (2001)]
II-10, III-1-2
|
30962 |
stikker, stikster |
stikker:
stikker (K278p Lommel),
stikster:
stikster (K278p Lommel)
|
Degene die het stikwerk doet. "Vrouwelijke arbeiders, de zoogenaamde stikmeisjes, komen op vele werkplaatsen voor; heeft de patroon zelf dochters, dan verrichten deze bijna altijd dit werk, soms in de huiskamer, maar meestal ook in het algemeene arbeidsvertrek. De vrouw des huizes stikt gewoonlijk in de huiskamer." (Directie, pag. 311). [N 60, 65]
II-10
|
28894 |
stikmachine |
naaimachine:
naaimachine (K278p Lommel)
|
De machine waarmee men het stikwerk verricht. "Het stikken gebeurt tegenwoordig met uitzondering van het zware waterwerk, dat met de hand wordt gestikt, met een machine, in hoofdzaak van het zelfde model als de gewone naaimachine, alleen zwaarder gebouwd." (Directie, pag. 299). Een linkse-arm-machine duidt op het feit de de arm van de machine in dit geval links van de werkende persoon staat, hetgeen het werken zeer ten goede komt, omdat hierdoor hand noch oog gehinderd worden (zie Knöfel I, pag. 258). [N 60, 63; N 60, 237]
II-10
|
34018 |
stilstaan |
hou:
hǫu̯ (K278p Lommel),
prrr:
pr̄ (K278p Lommel)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
17738 |
stinken |
rieken:
rieken (K278p Lommel),
ruiken:
rieken (K278p Lommel),
stinken:
stinken (K278p Lommel)
|
Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken , muffen) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
24565 |
stinkende gouwe |
wrattenkruid:
ook: ZND 15, vr. 21
wrattenkruid (K278p Lommel)
|
schelkruid [ZND 06 (1924)]
III-4-3
|
31693 |
stobbe |
poest:
pǭst (K278p Lommel)
|
Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.]
II-12
|
19708 |
stoel |
stoel:
stul (K278p Lommel)
|
stoel
III-2-1
|
19831 |
stoelpoot |
pikkel:
pekəl (K278p Lommel)
|
poot van een tafel, stoel
III-2-1
|