e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
toot staart: stɛrt (Lommel), (mv)  stɛrtǝn (Lommel) Elk van de uitstekende delen van de berries (bij de hoogkar) of de bakbomen (bij de slagkar) achter aan de kar. De opgaven van de woordtypen top, stoot en stots zonder meervoudsuitgang zijn als meervoudig ge√Ønterpreteerd wegens hun velair vocalisme. Door het ontbreken van een mogelijke enkelvoudige tegenopgave, is het echter mogelijk dat het hier om enkelvoudsopgaven gaat. Met het woordtype staart wordt het geheel aangeduid, in tegenstelling tot de andere woordtypen, waarmee elk deel afzonderlijk wordt benoemd. [N 17, 28 + 37a; N G, 59a; monogr] I-13
torenvalk klamper: klampər (Lommel), valk: valk (Lommel), valək (Lommel) valk [Willems (1885)] || valk: torenvalk (34 bekende vogel met spitse vleugels; vliegt vrij langzaam; hangt vaak stil in de lucht en laat zich dan vallen om een muis o.i.d. te vangen; broedt in boomnest of in torens [N 09 (1961)] III-4-1
tortelduif roosduifje: rouəzdøͅfkən (Lommel), Zo genaamd omdat men vroeger deze duifjes beschouwde als behoedmiddel tegen de roos (huidziekten zoals vnl. erysipelas).  rouəzdøͅfkən (Lommel), tortelduifje: tortəldøͅfkə (Lommel) Roosduifken: Tortelduif. || tortel (28 bekende zomervogel; slank en lichtbruin; nestje meestal in hoge struiken; roep [toerrrrr, toerrrrr] [N 09 (1961)] || tortelduif III-3-2, III-4-1
touw om het hooi vast te sjorren hooizeel: hou̯ǝi̯zęi̯ǝl (Lommel) Zowel om de hooiboom aan de kar vast te sjorren, alsook om de lading zelf vast te zetten als er geen hooiboom op de lading werd gelegd, werden er doorgaans twee lange stevige touwen gebruikt. Het één werd aan de voorkant van de wagen aan één van de burries (of aan beide) vastgemaakt, of aan een speciaal daartoe aangebrachte ijzeren pin of ring. Aan de achterkant van de wagen werd het touw ofwel ook aan een haak of ring vastgezet en dan door middel van een blok of klos aangespannen of met een knevel aangedraaid, ofwel werd het door een soort windas gehaald, de vregelpaal die onder in de bak van de kar was gemonteerd en dan vast aangedraaid met de vregelstok; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''.' [JG 1d, 2c; A 34, 8 en 12a; add. uit N 17, 71; N 18, 140; A 34, 7, 9 en 12b; Gwn 7, 11; monogr.] I-3
touwtjespringen koordjespring: /  kurkespring (Lommel), Doet ge mee koordkespring? Apocope van d.  kørkəspreŋ (Lommel), koordjespringen: kurke springen (Lommel), (ww.)  kurkespringen (Lommel), /  koorke springen (Lommel), kurkespringen (Lommel, ... ), Apocope van d.  kørkəspreŋən (Lommel), Sub springen.  kørkə spreŋən (Lommel) / [SND (2006)] || Koor(d)kespring: 1. Het touwtjespringen. || koordjespring [SND (2006)] || koordjespringen [SND (2006)] || Koordjespringen (touwtjespringen). || kurke is touwtje [SND (2006)] || Lievelingsspel 4. [SND (2006)] || touwtje springen [SND (2006)] || Touwtje springen. III-3-2
traag traag: trààch (Lommel) traag III-1-4
traktatie bij het plaatsen van de mei meidrinkens: meidrinke(n)s (Lommel), Sub mei, (2).  meidrinkens (Lommel) de tractatie bij het plaatsen van die tak of vlag [N 112 (2006)] || Drinkgelag dat gegeven wordt wanneer het gebint van het nieuwe huis klaar is. III-3-2
traktatie van de bruidegom (kwansel) drinkens: t drinke(n)s (Lommel), Als hij trouwt geeft hij een drinkens voor de geburen.  dreŋ?əs (Lommel) de tractatie van de bruidegom aan de jongelingen in zijn buurt [kwansel] [N 112 (2006)] || Drinkens: drinkpartij ter gelegenheid van een of andere blijde gebeurtenis. III-3-2
tranende ogen prutogen: prøtogə (Lommel), prøtogən (Lommel), waterogen: woͅwətərowəg (Lommel) oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1
trant gang: gang (Lommel), gank (Lommel) Wijze van gaan (gank, loop, trant) [N 108 (2001)] III-1-2