34234 |
tweespeen |
tweedemer:
twei̯ǝdɛmǝr (K278p Lommel)
|
Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66]
I-11
|
30096 |
tweesteense muur |
(een) dobbelsteense:
dǫbǝlstjē̜nsǝ (K278p Lommel)
|
Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van twee metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37d; monogr.]
II-9
|
33998 |
twijg |
aardstoker:
ɛtstyʔǝr (K278p Lommel)
|
Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
29136 |
twijnen |
ineenvlechten:
ineenvlechten (K278p Lommel)
|
Het in elkaar draaien van hennepvezels tot een draad. [N 60, 197a]
II-10
|
21619 |
twintig frank |
stuk van twintig frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə støk van twentəx fraŋ (K278p Lommel)
|
20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33597 |
ui, ajuin |
ajuin:
ajøͅin (K278p Lommel),
joun:
jeun (K278p Lommel),
juin:
juin (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
jøͅyn* (K278p Lommel)
|
ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2b (1963)] || ui
I-7
|
33788 |
uier |
uier:
ui̯ǝr (K278p Lommel),
øi̯ǝr (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
ø̜̄u̯ǝr (K278p Lommel),
ø̜i̯ǝr (K278p Lommel),
ø̜u̯ǝr (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b]
I-11, I-12, I-9
|
24260 |
uil |
uil:
ūīl (K278p Lommel),
ø͂ͅl (K278p Lommel)
|
uil [Willems (1885)]
III-4-1
|
21664 |
uit de hand verkopen |
uit de hand verkopen:
ps. omgespeld volgens Frings.
ət də hā~nt vərkōpə (K278p Lommel)
|
Kleinigheden uit de hand verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
28621 |
uit de rij zetten |
laten afvliegen:
laten afvliegen (K278p Lommel)
|
De korven een meter voor de stal zetten. Door de korven uit de rij te zetten kan men het zwermen van zwermachtige volken ook verhinderen. De meeste vliegbijen komen bij de zwakkere buren terecht. Hierdoor moeten de zwermzuchtige bijen eerst nieuwe vliegbijen zien te krijgen om weer te kunnen zwermen. Vergelijk het lemma Koud Zetten. [N 63, 96a; monogr.]
II-6
|