20686 |
blinde vink |
blinde vink:
Syst. Grootaers
blendə venʔŋ (K278p Lommel)
|
Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22353 |
blindemannetje spelen |
blinddoeken:
blinddoeken (K278p Lommel)
|
het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17683 |
bloed |
bloed:
bluwt (K278p Lommel),
ət bluwt (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
bloed [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25384 |
bloed roeren |
roeren:
ryjǝrǝ (K278p Lommel)
|
Als het dier gestoken is, vangt men soms het bloed op om dit later in de bloedworst te verwerken. Om te voorkomen dat het bloed stolt, roert men er met de hand wat stro, een houtje of iets dergelijks doorheen. [N 28, 17; monogr.]
II-1
|
34097 |
bloedaders |
spataderen:
spatǭu̯ǝi̯ǝrs (K278p Lommel)
|
Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c]
I-11
|
18138 |
bloeduitstorting |
blauwe plek:
em bla.u plaek (K278p Lommel)
|
Hoe noemt u de geelachtig blauwe plekken op de huid, die een gevolg zijn van slaan, stoten of vallen? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
17684 |
bloedwei |
water:
wowətər (K278p Lommel),
wei:
wei (K278p Lommel)
|
bloed: waterachtig vocht van het bloed [N 10b (1961)] || Waterachtig vocht van het bloed (water, wee/wei) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
20693 |
bloedworst |
beuling:
bøleŋ (K278p Lommel),
Syst. Grootaers
bøleŋ (K278p Lommel),
bloedpens:
bloedpens (K278p Lommel),
bludpens (K278p Lommel),
bloedworst:
bloedwōst (K278p Lommel),
bloedwo͂st (K278p Lommel),
blutwoͅ.st (K278p Lommel),
pens:
pɛ.ns (K278p Lommel),
Verklw. pänsk\\n
päns (K278p Lommel)
|
bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)] || bloedworst (in kommen) [Goossens 1c (1955b)]
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiger:
bloedzuiger (K278p Lommel),
echel:
egchel (K278p Lommel),
eͅgəl (K278p Lommel)
|
bloedzuiger [ZND 33 (1940)] || bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24470 |
bloei |
bloei:
blui (K278p Lommel),
blui̯ (K278p Lommel),
bloem:
bloem (K278p Lommel)
|
bloei || Opgaven voor de uitdrukking "in (de) bloei staan"; het zelfstandig naamwoord. [L 32, 76; monogr.]
I-4, III-4-3
|