34363 |
varkens mesten |
opzetten:
upsętǝ (K278p Lommel),
vetmaken:
vętmǭ ̞ʔǝn (K278p Lommel)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34319 |
varkenshaar |
varkenshaar:
vɛrǝʔǝshowǝr (K278p Lommel)
|
De haargroei op het varkenslijf. [N 28, 31; monogr.]
I-12
|
34605 |
varkenshort, varkensbak |
hort:
hōu̯ǝrt (K278p Lommel)
|
Hek of kist gebruikt voor het vervoer van varkens. Onder A. staan de woordtypes die betrekking hebben op een gewelfd hek dat uit drie gebogen plankjes bestond (voor, midden en achter) die met een tiental latten verbonden werden. Dit hek werd over de wagen gelegd om te voorkomen dat de varkens uit de kar zouden springen. Onder B. staan de woordtypes die betrekking hebben op een planken kist waarin de varkens gezet werden en die op de kar geplaatst werd. Op de kaart wordt een zaakgrens zichtbaar die door het midden van Nederlands Limburg loopt. Uit het feit dat deze vraag in de vragenlijst slechts sporadisch werd ingevuld, kan geconcludeerd worden dat dit voorwerp waarschijnlijk niet of nauwelijks nog in gebruik was. Het ontbreken van materiaal voor Belgisch Limburg kan erop wijzen dat het voorwerp daar ofwel al langer verdwenen is, ofwel nooit in gebruik is geweest. [N 17, 37b + 72d + 73; A 26, 3a]
I-13
|
33359 |
varkensketel |
varkensketel:
vɛrǝkǝskētǝl (K278p Lommel)
|
De ketel waarin het varkensvoer gekookt en gemengd wordt. Soms is het dezelfde ketel als die waarin het voer voor de koeien bereid wordt. Zie verder het lemma "veevoerkookketel" (2.2.10). [JG 1a; L 36, 96c; monogr.; add. uit A 13, 19c]
I-6
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
kweekstal:
kwēkstal (K278p Lommel),
varkenskot:
vɛrǝkǝskǫt (K278p Lommel),
vɛrǝʔǝskǫt (K278p Lommel),
varkensstal:
vɛrǝkǝs[stal] (K278p Lommel),
vɛrǝʔǝs[stal] (K278p Lommel),
vetstal:
vętstal (K278p Lommel)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
34368 |
varkenston |
varkenskuip:
verǝʔǝskøu̯p (K278p Lommel)
|
Ton om gekookt varkensvoer in te bewaren. Zie voor de benamingen van "varkensketel" het lemma ''varkensketel'' in wld I.6 (2.2.11). [N 18, 131; monogr.]
I-12
|
33393 |
varkenstrog |
voederbak:
voi̯ǝrbak (K278p Lommel)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
20646 |
varkensvet |
gesmolten vet:
gəsmoͅltə veͅt (K278p Lommel)
|
gesmolten vet [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
33396 |
varkenswei |
zomerhuis:
zōmǝrhøi̯s (K278p Lommel),
zomerkooi:
zomǝrkou̯ǝi̯ (K278p Lommel)
|
De met een houten schutting of prikkeldraad omheinde ruimte in de open lucht waar de varkens lopen. Vaak wordt de boomgaard als varkenswei gebruikt. [N 5A, 61a; N 76, 41a; A 10, 9e]
I-6
|
25385 |
vaste bloedmassa |
spons:
spons (K278p Lommel)
|
In het bloed zit de stof fibrine die het bloed doet stollen. Tijdens het kloppen van het bloed vormt deze stof een vaste, draderige massa om de vingers, het strootje of het houtje. [N 28, 18; monogr.]
II-1
|