25362 |
verdoven |
kapotslaan:
kǝpǫtslǫan (K278p Lommel),
schieten op de hersens:
sxi(t)n op dǝ hɛsǝs (K278p Lommel)
|
Het slachtvee verdoven alvorens het de keel door te snijden. Woordtypen als "schieten", "doodslaan", "houwen", "pin indrijven" geven aan hoe het verdoven in zijn werk gaat. [N 28, 6; N 28, 12b; monogr.]
II-1
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
verdriet:
vərdrĭĕ(j)t (K278p Lommel)
|
verdriet
III-1-4
|
34155 |
verdrogen |
verdrogen:
(de koe) vǝrdrøi̯ǝxt (K278p Lommel)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
34167 |
verdroogde kalf |
versteend kalf:
vǝrstiǝnt kalǝf (K278p Lommel)
|
Kalf dat na afgestorven te zijn zonder bederf in de baarmoeder blijft zitten. [N 3A, 42]
I-11
|
17936 |
verdwenen |
eweg:
eweg (K278p Lommel),
foetsie:
foetsie (K278p Lommel),
vort:
foert (K278p Lommel),
vort (K278p Lommel)
|
Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig zijn (weg, verdwenen, rits(e), foetsie, voert, voet) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
30596 |
verf |
verf:
vęrǝf (K278p Lommel)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
30735 |
verflaag |
couche verf:
kurs ˲vɛrǝf (K278p Lommel),
laag verf:
lōx ˲vɛrǝf (K278p Lommel)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
17924 |
verfrommelen |
frommelen:
froemelen (K278p Lommel),
verfrommelen:
vɛrfròmmelen (K278p Lommel)
|
(papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
24614 |
vergeet-mij-nietje |
vergeet-me-nietje:
vergeet-me-niejke (K278p Lommel)
|
vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|