23968 |
aanstoot |
aanstoot:
aanstoot (K278p Lommel),
anstouët (K278p Lommel)
|
Ergernis, aanstoot [aring]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19223 |
aanvangen, beginnen |
beginnen:
bəginnən (K278p Lommel)
|
beginnen
III-1-4
|
28519 |
aanvliegen |
gaan hangen:
gaan hangen (K278p Lommel)
|
Het zich neerzetten van de zwerm, nadat hij enige tijd gezwermd heeft. [N 63, 34a; N 63, 35]
II-6
|
33895 |
aanwassen op de tanden |
haken:
hāʔǝn (K278p Lommel)
|
Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91]
I-9
|
30115 |
aanzetsteen |
draagsteen:
drāxstēǝn (K278p Lommel)
|
De eerste steen aan elk van de uiteinden van een boog. [N 32, 19c; monogr.]
II-9
|
20977 |
aanzetten |
doorschieten:
doorschieten (K278p Lommel)
|
Het toenemen van de raat of het groeien van het was na het begin. [N 63, 16b; N 63, 16c]
II-6
|
22783 |
aap |
aap:
ap (K278p Lommel),
nen aap (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel,
K278p Lommel)
|
Aap. [Willems (1885)], [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
32992 |
aar |
aar:
ǫǝr (K278p Lommel)
|
Het bovenste deel van de halm van sommige graangewassen waarin zich de korrels bevinden. Ook als pars pro toto gebruikt voor de gehele halm, vergelijk de uitdrukking: "aren lezen". De varianten die met een d- beginnen hebben een aangehecht lidwoord. Zie afbeelding 2, e. [JG 1a, 1b; Wi 14; monogr.; add. uit L 25, 15]
I-4
|
33159 |
aardappel |
aardappel:
jarpǝl (K278p Lommel
[(ouder dan patat)]
),
jɛrǝpǝl (K278p Lommel
[(ouder dan patat)]
),
patat:
pa`tat (K278p Lommel),
pǝtat (K278p Lommel),
pǝtɛt (K278p Lommel)
|
Solanum tuberosum L. De algemene benaming voor het gewas en het produkt. Voor het lemma Aardappel is, naast de vragenlijsten voor het enkelvoud, ook gebruik gemaakt van opgaven voor het meervoud en voor samenstellingen. Voor vormen als jappel, jarpel, jatappel, ja(r)dappel is geen afzonderlijk type geconstrueerd. Ze zijn ondergebracht bij het type aardappel. Elper is opgevat als een metathesis-vorm van de variant erpel; en zo is ook jalper een metathesis van jarpel, zoals kelver voorkomt naast kervel en zulker naast zurkel. Indien niet uitdrukkelijk aangegeven, is het voor de varianten van de typen crompîre en grompeer niet uit de opgaven zelf op te maken of deze eind- dan wel begin-accent hebben. Volgorde in het type aardappel (V staat voor een klinker): 1. -rdVp- (-rtVp-) 2. -dVp- (tVp-) 3. -rVp- 4. -rp- (-rǝp-) 5. -p-. [N 12, 1-4; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17; L 1, a-m; L 1 u, 120; L B2, 354; L 2, 14; L 32, 4; L 34, 8; L 35, 77; L 43, 8; Lu 1, 17; R 3, 27; S 1; Gwn 9, 1; monogr.; add. uit N 18, 64; N M, 15-18; A 21, 1f]
I-5
|
22461 |
aardappelfooi |
looffeest:
looffeest (K278p Lommel)
|
het feest dat gehouden werd als de aardappels gerooid waren [petrasfooi, erpellast, erpelfooi] [N 112 (2006)]
III-3-2
|