33141 |
vleugels in de wanmolen |
vleugels:
vlø̄gǝls (K278p Lommel),
windvleugels:
we.ndvlø̄gǝls (K278p Lommel)
|
De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
33986 |
vliegennet |
vliegenkleed:
vlīgǝklēi̯t (K278p Lommel),
vliegennet:
vligǝnęt (K278p Lommel)
|
Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a]
I-10
|
22375 |
vlieger |
vlieger:
/
vlieger (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
Een vlieger oplaten.
vligər (K278p Lommel)
|
/ [SND (2006)] || Vlieger.
III-3-2
|
28425 |
vlieggat, vliegspleet |
vlieggat:
vlieggat (K278p Lommel)
|
Opening aan de voorkant van korf en kast waardoor de bijen in en uit kunnen vliegen. Een vlieggat moet niet te hoog van de grond zijn en liefst niet gericht op de koudste windrichting. ''s Winters kan men het vlieggat in de korf dichtmaken met een rolletje stro met wilgebast omwonden. In de moderne kast werkt men met een vlieggatschuif om de vliegspleet af te sluiten. Wat betreft het woordtype "tijlgat" zij opgemerkt dat het woorddeel "tijl" moeilijk eenduidig is te etymologiseren. Bij het kiezen van de woordtypen heeft de redactie de verschillende verklaringen in het midden gelaten. Het grondwoord is ''ijlgat''. Met het voorafgaande lidwoord ''het'' werd de uitspraak door metanalyse ''tijlgat''. Dus ''tijlgat'' is ontstaan uit ''het ijlgat''. Of in dit lemma alle varianten van ''tijl-'' als metanalyse van ''het ijl-'' geīnterpreteerd kunnen worden, blijft echter een vraag. [N 63, 5a; N 63, 10b; N 63, 5b; Ge 37, 15; monogr.]
II-6
|
21192 |
vliegtuig |
vlieger:
vligər (K278p Lommel),
vliegmachine:
vlichməšin (K278p Lommel)
|
vliegtuig
III-3-1
|
21193 |
vliegveld |
vliegplein:
vlichplein (K278p Lommel)
|
vliegveld
III-3-1
|
24499 |
vlier |
klotsenbos:
klotsəmbos (K278p Lommel),
klotsenhout:
klotsəm(h)at (K278p Lommel),
vlier:
gecombineerd met ZND 8 055, idem
flier (K278p Lommel),
vlierboom:
flīər(bom) (K278p Lommel),
gecombineerd met ZND 8 055, idem
flirbōm (K278p Lommel)
|
vlier || vlierboom (sambucus nigra) [ZND 15 (1930)] || vlierenhout || vlierstruik
III-4-3
|
20006 |
vlijtig liesje |
vlijtig liesje:
Opgegeven voor de reuzenbalsemien.
vlijtig Liesken (K278p Lommel)
|
Sultansbalsemien (Impatiens walleriana Hook.). De bovenste bladeren meest tegenoverstaand. De stengel is niet zeer fors en hoogstens 1 m hoog. De bloemen zijn rood of wit, tamelijk vlak, met zeer lange en dunne, gebogen spoor (vlijtig liesje, nooitrust). [DC 68 (1993)]
III-2-1
|
24392 |
vlinder |
vlinder:
vlendər (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
vlinder (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
18267 |
vlinderdas |
noeud (fr.):
neuj (K278p Lommel)
|
das die door de heren gedragen wordt [ZND 33 (1940)]
III-1-3
|