e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

Gevonden: 5514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boeren labeuren: labø̜̄rǝ (Lommel) Het uitoefenen van het boerenbedrijf; voor de opgaven labeuren doorgaans met de speciale connotatie van zware lichamelijke arbeid. Andere bijzonderheden zijn bij de opgaven zelf vermeld. Voor Q 20, 101, 113 en 253 is aangetekend dat uitspannen (ūtɛ̄panǝ) wordt gebruikt voor het "ophouden met boeren"; in Q 101 wordt bovendien voor "beginnen met boeren" de term zich aanspannen (zix ānɛ̄panǝ) opgegeven. Zie ook kaart 5. [L 37, 11c; monogr.; add. uit N 5A, 95a] I-6
boerenkool boerenkool: buwərəkoͅl (Lommel), Syst. Grootaers  burəkoͅlə (Lommel), kroezelkool: kruzəlkoͅl (Lommel, ... ) [N Q (1966)]Boerenkool (boeremoes?) [N 16 (1962)] || boerenkool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
boerenkoolstamppot boerenkool: Syst. Grootaers  burəkoͅlə (Lommel) Stamppot van aardappelen en boerenkool?) [N 16 (1962)] III-2-3
boerenvlaai goede boerenvlaai: Syst. Grootaers  gui̯ burə vloͅu̯i̯ (Lommel) Grote boerenvla (vlaam?) [N 16 (1962)] III-2-3
boerenzwaluw, zwaluw boerenzwats: buərəzwats (Lommel), zwats: zwats (Lommel, ... ), zwatsən (Lommel), Frings, omgesp.  zwats (Lommel) boerenzwaluw (19 roodachtig keeltje; zeer puntige vorkstaart; nest van klei en sprietjes binnenin een schuur [N 09 (1961)] || zwaluw [Willems (1885)] || zwaluw (mv.) [RND] III-4-1
boerin boerin: buren (Lommel) [L 1, a-m; S 6; Wi 18; monogr.] I-6
boertje buksen: buksu (Lommel) boertje doen; als een baby gedronken heeft moet het een boertje doen [DC 47 (1972)] III-2-2
boete penitentie (<lat.): penətɛnsej (Lommel) Boete [de boes]. [N 96D (1989)] III-3-3
boezem spleet: spleet (Lommel) boezem, ruimte tussen de borsten [N 10c (1995)] III-1-1
boezeroen boezeroen: bozeloen (Lommel), buzəruŋ (Lommel) boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)] III-1-3