| 22860 |
weddenschap |
wedding:
en wĕittingh (K278p Lommel),
weddingschap:
wɛ̝diŋṣchap (K278p Lommel)
|
weddenschap [RND] || Wedding. [Willems (1885)]
III-3-2
|
| 21906 |
wedstrijdduif |
reisduif:
Sub reis.
reisduif (K278p Lommel)
|
Postduif.
III-3-2
|
| 20435 |
weduwe |
weef:
weeuw werd weef
weef (K278p Lommel)
|
weduwe
III-2-2
|
| 20451 |
weduwnaar |
wevenaar:
weevənèèr (K278p Lommel)
|
weduwnaar
III-2-2
|
| 25579 |
weegtoestel |
waag:
wǭx (K278p Lommel)
|
Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e]
II-1
|
| 33821 |
week in de muil |
week in het bakkes:
wei̯ǝk in t baʔǝs (K278p Lommel)
|
Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f]
I-9
|
| 21518 |
weekblad? |
gellustreerd:
geillustreerd (K278p Lommel),
illustratie (<fr.):
ielluustrassie (K278p Lommel),
mannetjesgazet:
mennekesgezèt (K278p Lommel)
|
weekblad met veel prenten en fotos [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
| 18166 |
weer genezen |
op zijn stokken:
op z`n stekke (K278p Lommel),
op zijn stukken:
op zèn stu-ɛn (K278p Lommel),
terug op zijn stokken:
trøg op zen ste`ər (K278p Lommel),
weer erbovenop:
wer bovən op (K278p Lommel),
weer genezen:
wir genèzen (K278p Lommel),
weer te goed:
wer te goi (K278p Lommel)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
| 24896 |
weer naar het jaargetijde |
kranenzomer:
krouənəzomər (K278p Lommel),
lauwene zomer:
JK: correct overgenomen
louəneszomər (K278p Lommel),
linzenzomer:
JK: correct overgenomen
lensəzomər (K278p Lommel)
|
weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 17575 |
weerborstel |
weerborstel:
we(jə)rbōstəl (K278p Lommel),
werbosəl (K278p Lommel),
werboͅsəl (K278p Lommel)
|
valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|