24557 |
wilg (alg.) |
wilg:
n∂ wel∂X (K278p Lommel),
weləg (K278p Lommel),
wilg (K278p Lommel),
wilgenhout:
wilgenhout (K278p Lommel)
|
de wilg [Lk 6 (1953)] || wilg [ZND 14 (1926)]
III-4-3
|
24510 |
wilgenkatje |
katje:
ke(t)jes (K278p Lommel),
kēͅi̯ʔəs (K278p Lommel),
kèjes (K278p Lommel),
poesje:
poeskes (K278p Lommel),
-
poeskes (K278p Lommel),
wilgenkatje:
-
willegekatjes (K278p Lommel)
|
katjes v. sommige bomen [ZND 34 (1940)] || wilg, bloeiwijze van [DC 68 (1993)]
III-4-3
|
19074 |
willen |
willen:
willən (K278p Lommel)
|
willen
III-1-4
|
17596 |
wimper |
plimper:
plempərs (K278p Lommel),
plimpers (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
wimper:
weimpers (K278p Lommel),
wimpers (K278p Lommel)
|
lange wimpers (haartjes aan de oogleden) [ZND 34 (1940)]
III-1-1
|
29877 |
winddroog |
winddroog:
winddroog (K278p Lommel),
wšnt˱drø̜̄ʔǝx (K278p Lommel)
|
De toestand waarin het leer geklopt moet worden, niet te nat, niet te droog. [N 60, 99a] || Gezegd van metselstenen die aan de oppervlakte droog en inwendig nat zijn. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Metselstenen bevochtigen'. [N 31, 13b]
II-10, II-9
|
25160 |
winderig weer |
windachtig (weer):
weͅnteͅxtex weiər (K278p Lommel),
weͅntäxtəg (K278p Lommel)
|
winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
30488 |
windroeden |
wissen:
wesǝ (K278p Lommel)
|
Twijgen die men vastbindt op de naden van de dakschilden om het verwaaien van de dakbedekking tegen te gaan. De bandgaarden werden in L 291 vastgebonden met 'wijden' ('wijǝ') of 'witsen' ('wetsǝ'), in K 353 met 'dekbanden' ('dęk˱banǝ'). In K 316 gebruikte men 'dekgaarden' ('d'k˲gšrǝ') om het stro over de hele lengte van het dak vast te leggen. [N F, 10; N 4A, 34d; monogr.]
II-9
|
33832 |
windzuiger |
windhapper:
węnthapǝr (K278p Lommel),
windzuiker:
węnt˲zø̜i̯ʔǝr (K278p Lommel)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
21782 |
winkel |
winkel:
winkel (K278p Lommel),
winkel doen (K278p Lommel),
winkel houden (K278p Lommel)
|
Het kantoor en het magazijn waar men het leer uitgaf; soms tevens ook de werkplaats. [N 60, 219b] || winkel drijven [N 102 (1998)]
II-10, III-3-1
|
21778 |
winkel drijven |
winkel doen:
winkel doen (K278p Lommel),
winkel houden:
winkel houden (K278p Lommel)
|
winkel drijven [N 102 (1998)]
III-3-1
|