e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte kaas, wrongel smeerkaas: Syst. Grootaers  smɛ̄rkɛ̄s (Lommel) Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen kanten muts: kantə møts (Lommel), krulmuts: krōͅəlmøts (Lommel) muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte kanten muts zonder sierkrans muts: møts (Lommel), wollen muts: woͅlə møts (Lommel) muts, witte kanten ~ zonder kroon als doordeweekse hoofdtooi, door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
witte klaver, steenklaver witte klaver: wetǝ [klaver] (Lommel) Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
witte kool witte kabuiskool: witte kaboiskoul (Lommel), witte kolen: een streep door de l  we.tə koͅlə (Lommel), witte kool: wetə koͅlə (Lommel), wetə koͅlən (Lommel), witte kol (Lommel), witte köllen (Lommel) een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [Goossens 1b (1960)], [N Q (1966)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart kwik: Frings, omgesp.  kweͅk (Lommel), kwikstaart: kwekstɛrt (Lommel, ... ), kwikstert (Lommel, ... ), kwikstet (Lommel), kwikstèt (Lommel), Frings, omgesp.  kweͅkstɛrt (Lommel), kwikstaartje: kweͅkstɛrkə (Lommel), kwikstaarken (Lommel) kwikstaart [N P (1966)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)] III-4-1
witte muts met een strik onder de kin kornetje (<fr.): karneͅtjən (Lommel) mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)] III-1-3
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje brabantse muts: brōͅbantsə møts (Lommel), slaapmuts: sloͅbmøts (Lommel) muts, witte ~ met fijne plooien om het voorhoofd en een afhangend strookje van achteren {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
witte muts met sierkrans en afhangende linten brabantse muts: brabansə møts (Lommel), hollandse muts: hoͅlansə møts (Lommel) muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)] III-1-3
wittebrood koek: Verklw. kyksk\\n  kuk (Lommel) wittebrood III-2-3