19835 |
wonen |
wonen:
wou̯ənən (K278p Lommel)
|
wonen
III-2-1
|
19720 |
woonkamer, huiskamer |
zitplak:
zetplak (K278p Lommel)
|
zitkamer
III-2-1
|
21014 |
wormstekig |
vermaaid:
vermojt (K278p Lommel)
|
wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)]
III-2-3
|
20853 |
worst |
worst:
Verklw. w‹stk\\n
wōͅst (K278p Lommel)
|
worst
III-2-3
|
25450 |
worst maken |
een slag deringeven:
nǝ slaxdǝrigɛvǝ (K278p Lommel)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|
22430 |
worstelen |
worstelen:
wo(r)selen [woͅ:sələn} (K278p Lommel),
woāsselen (K278p Lommel),
wōͅs(t)ələn (K278p Lommel)
|
de tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen] [N 112 (2006)] || Worstelen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
20709 |
worstenbroodje |
worstenbrood:
Syst. Grootaers Gewoonlijk op verloren maandag
wøͅstəbrō(u̯ə)t (K278p Lommel)
|
Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (K278p Lommel)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
woͅrtəl (K278p Lommel)
|
wortel
III-4-3
|
20733 |
wortelenvlaai |
potenvlaai:
Syst. Grootaers
poͅu̯təvloͅu̯i̯ (K278p Lommel)
|
Vla met vulling van wortelen [N 16 (1962)]
III-2-3
|