19680 |
zitbank |
bank:
baŋk (K278p Lommel),
bāŋk (K278p Lommel)
|
op het eind van de bank [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
19799 |
zitting |
zit:
zet (K278p Lommel)
|
zitting van een stoel
III-2-1
|
18198 |
zitvlak van een broek |
bodem:
bóiəm (K278p Lommel),
kont:
kont (K278p Lommel),
zolder:
zolder (K278p Lommel),
zøldər (K278p Lommel)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21572 |
zo arm als ... |
zo arm als ...:
hej is zoo erm as (K278p Lommel),
zo arm als een luis:
zoeë arm as n lous (K278p Lommel),
zo arm als job:
hij is zoo erm as job (K278p Lommel),
hij is zoo errem als job (K278p Lommel),
hij is zooe erm as job (K278p Lommel)
|
Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
19240 |
zo eenvoudig als ... |
zo simpel als een kalf:
zoo simpel als e kalf (K278p Lommel),
zo simpel als iets:
zoo simpel als iets (K278p Lommel),
zo simpel als twee en twee vier is:
zoo simpel als twee en twee vier is (K278p Lommel)
|
Zo eenvoudig als - (zeg in het dialect en vul aan; geef de verschillende uitdrukkingen die hiervoor bestaan) [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
33721 |
zoden afsteken |
afsteken:
afstɛŋ (K278p Lommel)
|
Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b]
I-8
|
25648 |
zoetstof voor peperkoek |
honing:
honing (K278p Lommel),
perlésuiker:
pǝrlējsø̜j?ǝr (K278p Lommel)
|
De diverse zoetstoffen die in het peperkoekdeeg verwerkt worden. Inhoudelijk zijn het verschillende zaken. Vergelijk het lemma ''zoetstof voor taai-taai''. [N 29, 88b]
II-1
|
19719 |
zolder |
zolder:
zøldər (K278p Lommel)
|
zolder
III-2-1
|
33426 |
zolder boven de dorsvloer |
schelf(t):
[schelf(t)] (K278p Lommel)
|
De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32]
I-6
|
33442 |
zoldergat, opening in de koestalzolder |
schelf(t)gat:
sxɛlǝft˲gat (K278p Lommel)
|
In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c]
I-6
|