18105 |
zweer |
zweer:
zweer (K278p Lommel),
zwɛr (K278p Lommel),
zwerage:
zwerage (K278p Lommel),
zweragie (K278p Lommel)
|
[N 8, 90b en 90t]Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 107 (2001)]
I-9, III-1-2
|
18056 |
zweet |
zweet:
zwejət (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
ət zwejət (K278p Lommel)
|
zweet [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25474 |
zweetdoek |
sjaal:
šǫl (K278p Lommel)
|
Een halsdoek door de bakker heel waarschijnlijk gedragen om het zweet aan de nek op te vangen, waardoor verkoudheid voorkomen kan worden. [N 29, 102f]
II-1
|
18055 |
zwellen |
zwellen:
zwellen (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel),
zwĕllen (K278p Lommel)
|
zwellen [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-1-2
|
24452 |
zwemblaas |
blaas:
bloͅuəs (K278p Lommel)
|
zwemblaas. Hoe noemt men de blaas van een vis, het met lucht gevuld orgaan dat de vis in staat stelt in het water te zweven. [N102 (1998)]
III-4-2
|
22826 |
zwemmen |
zwemmen:
z(w)Emen (K278p Lommel),
zwĕimmen (K278p Lommel),
zweͅmən (K278p Lommel),
zwɛ̝mən (K278p Lommel)
|
zwemmen [GTRP (1980-1995)], [RND] || Zwemmen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
30102 |
zwemstenen |
peperkoeken:
pē̜pǝrkuʔǝn (K278p Lommel),
poreusstenen:
pǫrǫsstējǝn (K278p Lommel),
zwemstenen:
zwemstējǝn (K278p Lommel)
|
Zwemstenen of drijfstenen zijn benamingen voor een zeer lichte kunststeen, vervaardigd uit puimsteengruis (bimszand) en hydraulische kalk. Het gruis wordt daartoe met ongeveer 1/9 van zijn gewicht aan waterkalk dooreengemengd. Dit mengsel wordt in ijzeren vormen geschept, beklopt en, van de vormen ontdaan, op rekken te drogen gezet. Na enige dagen worden de stenen op hopen gezet en na enige maanden zijn zij gereed voor gebruik. Zwemstenen worden hoofdzakelijk voor binnenwerk gebruikt en isoleren dankzij hun grote poreusheid goed warmte en geluid. 'Ytong' en 'Poriso' zijn merknamen. [N 30, 54e]
II-9
|
32841 |
zwenghout, spoorstok |
haamhout:
hãmhāt (K278p Lommel),
hāmhǭ ̞t (K278p Lommel)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.]
I-2
|
21511 |
zweren |
een eed doen op:
ik wil er nen eed op doen (K278p Lommel)
|
Ik wil er een (of mijn) eed op doen [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
18045 |
zweren, etteren |
etteren:
die wònde zal etteren (K278p Lommel),
zweren:
zwāēren (K278p Lommel)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || zweren, etteren [ZND m]
III-1-2
|