33346 |
brandmuur tussen woonhuis en stal |
brandgevel:
brant˲gɛvǝl (K278p Lommel),
brandmuur:
brantmȳr (K278p Lommel)
|
De scheidingsmuur tussen het woongedeelte en de stallen van de boerderij. Doorgaans is dit de muur waartegen, aan de woonhuiskant, ook de schouw is aangebracht en die tot in de nok is opgetrokken. [N 5A, 22g en 32a; N 31, 41d; A 49, 6b]
I-6
|
24875 |
brandnetel |
nekel:
nēkəl (K278p Lommel),
netel:
nētəl (K278p Lommel),
nētǝl (K278p Lommel),
nēʔǝl (K278p Lommel),
ook: ZND 5, vr. 15 en ZND 15, vr. 2
nee.els (K278p Lommel)
|
(brand)netel [ZND 01 (1922)] || netel || Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b]
I-5, III-4-3
|
19840 |
brandstof |
stook:
stōk (K278p Lommel)
|
brandstof om te stoken
III-2-1
|
24306 |
brasem |
brasem:
broͅsəm (K278p Lommel)
|
brasem
III-4-2
|
33983 |
brede buikriem |
kwikzeel:
kwikzeel (K278p Lommel),
onderlicht:
ǫndǝrlext (K278p Lommel)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|
33692 |
brede landweg |
dreef:
drēf (K278p Lommel)
|
Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.]
I-8
|
34080 |
brede tanden |
gebit:
gǝbet (K278p Lommel)
|
Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c]
I-11
|
33138 |
breeddorser |
breeddorser:
brēǝtǫsǝr (K278p Lommel)
|
Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
29950 |
breekhamer |
punthamer:
pønthāmǝr (K278p Lommel)
|
Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de breekhamer heeft doorgaans een dik vierkant uiteinde en een verticale, spits toelopende staart waarmee gekapt wordt. Zie ook afb. 11. [N 30, 18a]
II-9
|
18786 |
breien |
breien:
kaasen brèjen (K278p Lommel),
kasen brèjjen (K278p Lommel),
strikken:
kousen strikken (K278p Lommel)
|
Kousen breien. [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|