20706 |
broodpop |
nieuwjaar, een -:
Syst. Grootaers
juwjoͅu̯r (K278p Lommel)
|
Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25617 |
broodrek |
broodrek:
browǝtrɛk (K278p Lommel)
|
De houten stellage waarop het brood wordt weggezet. De woordtypen "broodkar", "broodwagen", "moeldedek", wijzen op het gebruik van iets anders dan een houten stellage of plank om het brood op neer te leggen. [N 29, 53]
II-1
|
30852 |
bros |
bros:
bros (K278p Lommel),
rechte els:
rechte els (K278p Lommel)
|
De grove, rechte els die men hanteert bij het doornaaien of die men gebruikt om gaatjes te slaan voor de houten pennen. Aras (II, pag. 186) zegt hierover: "De pennenbros moet dunner zijn dan de houten pennen, omdat deze in de voorgestoken gaatjes goed zouden geprangd zitten, want hiervan hangt geheel de sterkte van het met hout gepende werk af. Ook moet de pennenbros iets korter zijn dan de houten pennen." Zie afb. 6. [N 60, 180]
II-10
|
30904 |
brospin |
brospin:
brospin (K278p Lommel)
|
De pin zonder kop die niet geheel in een onderstuk ingeslagen wordt, zodat het volgende onderstuk, bij de opbouw van de hak, daarop kan worden geslagen. [N 60, 200d]
II-10
|
31043 |
brossen |
nagelen:
nagelen (K278p Lommel)
|
Het met brospinnen beslaan van de achterlap. [N 60, 200f]
II-10
|
25657 |
brouwen |
brouwen:
brawǝn (K278p Lommel),
brāwǝn (K278p Lommel)
|
Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.]
II-2
|
25659 |
brouwerij |
brouwerij:
brouwerij (K278p Lommel),
brāwǝręj (K278p Lommel)
|
De plaats of het bedrijf waar men bier brouwt. In dit lemma zijn niet opgenomen de woorden die verwijzen naar een specifiek bedrijfsgebouw binnen de brouwerij. Zie daarvoor de lemmata ''mouterij, brouwhuis'', etc. Volgens de zegslieden uit Q 78 en Q 196 werd de term "panhuis" vroeger gebruikt, maar werd hij inmiddels vervangen door "brouwerij". Ook de invuller uit Q 188 vermeldt dat hij de term "panhuis" slechts uit oude archieven kent. [L 22, 27b; L 1u, 26;monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brug (K278p Lommel, ...
K278p Lommel),
brøͅx (K278p Lommel)
|
brug [RND] || een houten brug [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
bruid (K278p Lommel),
1a-m; 22, 29a;
bruid (K278p Lommel),
meisje:
mèske (K278p Lommel)
|
bruid [ZND 01 (1922)] || de bruid [broeëd] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
bruidegom:
1a-m; 22, 29a;
bruidegom (K278p Lommel),
bruigom:
1a-m; 22, 29a; cf. VD s.v. "bruigom
bruigom (K278p Lommel),
jongen:
jongen (K278p Lommel)
|
bruidegom [ZND 01 (1922)] || de bruidegom [brudejam] [N 96D (1989)]
III-2-2
|