e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lommel

Overzicht

Gevonden: 5514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broodpop nieuwjaar, een -: Syst. Grootaers  juwjoͅu̯r (Lommel) Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)] III-2-3
broodrek broodrek: browǝtrɛk (Lommel) De houten stellage waarop het brood wordt weggezet. De woordtypen "broodkar", "broodwagen", "moeldedek", wijzen op het gebruik van iets anders dan een houten stellage of plank om het brood op neer te leggen. [N 29, 53] II-1
bros bros: bros (Lommel), rechte els: rechte els (Lommel) De grove, rechte els die men hanteert bij het doornaaien of die men gebruikt om gaatjes te slaan voor de houten pennen. Aras (II, pag. 186) zegt hierover: "De pennenbros moet dunner zijn dan de houten pennen, omdat deze in de voorgestoken gaatjes goed zouden geprangd zitten, want hiervan hangt geheel de sterkte van het met hout gepende werk af. Ook moet de pennenbros iets korter zijn dan de houten pennen." Zie afb. 6. [N 60, 180] II-10
brospin brospin: brospin (Lommel) De pin zonder kop die niet geheel in een onderstuk ingeslagen wordt, zodat het volgende onderstuk, bij de opbouw van de hak, daarop kan worden geslagen. [N 60, 200d] II-10
brossen nagelen: nagelen (Lommel) Het met brospinnen beslaan van de achterlap. [N 60, 200f] II-10
brouwen brouwen: brawǝn (Lommel), brāwǝn (Lommel) Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.] II-2
brouwerij brouwerij: brouwerij (Lommel), brāwǝręj (Lommel) De plaats of het bedrijf waar men bier brouwt. In dit lemma zijn niet opgenomen de woorden die verwijzen naar een specifiek bedrijfsgebouw binnen de brouwerij. Zie daarvoor de lemmata ''mouterij, brouwhuis'', etc. Volgens de zegslieden uit Q 78 en Q 196 werd de term "panhuis" vroeger gebruikt, maar werd hij inmiddels vervangen door "brouwerij". Ook de invuller uit Q 188 vermeldt dat hij de term "panhuis" slechts uit oude archieven kent. [L 22, 27b; L 1u, 26;monogr.] II-2
brug brug: brug (Lommel, ... ), brøͅx (Lommel) brug [RND] || een houten brug [ZND 22 (1936)] III-3-1
bruid bruid: bruid (Lommel), 1a-m; 22, 29a;  bruid (Lommel), meisje: mèske (Lommel) bruid [ZND 01 (1922)] || de bruid [broeëd] [N 96D (1989)] III-2-2
bruidegom bruidegom: 1a-m; 22, 29a;  bruidegom (Lommel), bruigom: 1a-m; 22, 29a; cf. VD s.v. "bruigom  bruigom (Lommel), jongen: jongen (Lommel) bruidegom [ZND 01 (1922)] || de bruidegom [brudejam] [N 96D (1989)] III-2-2