24024 |
communiebruidje |
bruidje:
bruidje (K278p Lommel),
engeltje:
engelke (K278p Lommel)
|
Een meisje in het wit dat de eerste H. Communie doet, bruidje [ingelche, wiesse kinger]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24021 |
communiefeest |
communiefeest:
communiefeest (K278p Lommel)
|
Het communiefeest. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23902 |
communiejurkje |
communiekleedje:
kəmynəklēi?ən (K278p Lommel)
|
Het communiejurkje, communiekleedje voor meisjes. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23904 |
communiepakje |
communiekostuumpje:
kəmynəkoͅsty(3)̄mkə (K278p Lommel)
|
Het communiepakje voor jongens [kómmelejoeënsantsoch, kómmenetseermantoer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24022 |
communiepet |
communieklakje:
kəmynəklɛkskən (K278p Lommel)
|
De communiepet [kómmenetseerkap]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24026 |
communieprentje |
beeldje:
bēlə?ən (K278p Lommel)
|
Een prentje ter herinnering aan de eerste en aan de Plechtige H. Communie, uitgereikt door de pastoor, communieprentje [kómmelejoe-nsbild]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20747 |
communietaart |
feestkoek:
Syst. Grootaers
fēstkuk (K278p Lommel),
gteau (fr.):
Verklw. gatؿ\\n
gatō (K278p Lommel)
|
Hoog pronkgebak, opgebouwd uit roombolletjes, soesjes, of schuimpjes, met bovenop een suikeren beeldje, speciaal voor communiefeesten (opzat, opzats?) [N 16 (1962)] || pronkgebak
III-2-3
|
25532 |
compact |
te stijf:
tǝ stęjf (K278p Lommel),
zwaar:
zwowǝr (K278p Lommel)
|
Zwaar, compact of stug, gezegd van bloem. Ten aanzien van het woordtype "vette" zij opgemerkt dat bloem, gemalen van inlandse tarwe, glad zal aanvoelen, als men deze tussen vinger en duim wrijft (Schoep blz. 19). De bakker spreekt dan over het vettig aanvoelen van de bloem. In feite heeft dit niets met het vetgehalte van de bloem te maken. Door de informanten wordt de bloem als "zwaar" beschouwd wanneer die veel zemelen in zich heeft (Q 121, Q 121e) of wanneer die niet poreus is (K 314). De bloem wordt "stijf" gemoemd, als het deeg meer water nodig heeft. [N 29, 16]
II-1
|
21224 |
compartiment |
coup (fr.):
kupēi (K278p Lommel)
|
compartiment [N 102 (1998)]
III-3-1
|
32598 |
compost |
compost:
kǫmpǭst (K278p Lommel)
|
Van de termen die onder de titel compost in dit lemma verenigd zijn, hebben er sommige duidelijk betrekking op de fijngemaakte compostachtige meststof, zoals die uit afval van de weide, de boomgaard, het erf bereid werd en over de weide werd gestrooid, terwijl andere meer wijzen op het moderne product van een vuilverwerkings- of composteringsbedrijf. Het eerste deel van het lemma bevat voornamelijk benamingen voor weidemest. [N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 4d + 38 + 39; N M, 10c; monogr.]
I-1
|