25577 |
deegmes |
deegsteker:
dęjǝxstēʔ+F18553ǝr (K278p Lommel)
|
Het werktuig waarmee telkens een hoeveelheid deeg voor een brood wordt afgesneden of afgestoken. Het werktuig komt qua vorm nogal overeen met de deegkrabber. Vergelijk b.v. de woordtypen van dit lemma met die van het lemma ''deegkrabber''. Zie ook de semantische toelichting bij dat lemma. [N 29, 32b]
II-1
|
32311 |
definitieve band |
reep:
rēǝp (K278p Lommel),
rīǝp (K278p Lommel)
|
De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.]
II-12
|
19030 |
deftig |
deftich:
dèftəch (K278p Lommel)
|
deftig
III-1-4
|
34060 |
dekbare vaars |
vaars:
vęi̯ǝrs (K278p Lommel)
|
Vrouwelijk kalf dat de eerste tochtigheidsverschijnselen vertoont. [N 3A, 21]
I-11
|
19396 |
deken |
deken:
dēʔən (K278p Lommel),
dɛ̄?ən (K278p Lommel),
sarge:
sazii̯ (K278p Lommel)
|
deken || Een deken, een geestelijke die belast is met het toezicht over enige parochies [däken]. [N 96D (1989)]
III-2-1, III-3-3
|
24076 |
dekenaat |
dekenaat (<fr.):
dɛ̄?ənoͅuət (K278p Lommel)
|
Een dekenaat. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24407 |
dekken |
dekken:
deʔǝ (K278p Lommel),
dękǝn (K278p Lommel),
dęʔǝn (K278p Lommel),
dɛkǝn (K278p Lommel)
|
Het bevruchten van de koe door de stier. [JG 1a, 1b] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b]
I-11, I-12
|
30506 |
deklatten |
daklatten:
dāklatǝ (K278p Lommel)
|
De latten op het dak waaraan de stro- of rietbedekking wordt vastgemaakt. [N F, 32b; N 4A, 14a]
II-9
|
19704 |
deksel |
deksel:
deͅksəl (K278p Lommel),
dIeksəl (K278p Lommel),
dèksel (K278p Lommel),
dèksəl (K278p Lommel),
scheel (K278p Lommel),
scheel:
sXēl (K278p Lommel),
sxɛ̄l (K278p Lommel)
|
deksel [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)]
III-2-1
|
32618 |
deksel van de metalen gierton |
scheel:
sxē̜l (K278p Lommel)
|
De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.]
I-1
|