21274 |
geld |
geld:
hi is dr rokk van dr vadder en t jäld van de modder; de ko van dr vadder en dr hond van dr vadder (Q259p Lontzen),
ich mi jäld kwit (Q259p Lontzen),
jäld (Q259p Lontzen),
jɛ.lt (Q259p Lontzen),
modder, bi wäm mutt ich jäld hoole (Q259p Lontzen)
|
geld [RND], [ZND 44 (1946)] || Hier is vader zn jas en moeder haar geld; vader zn doe en vader zn hond [ZND 44 (1946)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)] || Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
25078 |
gelijken (op) |
gelijken:
gelike (Q259p Lontzen)
|
gelijken [ZND 25 (1941)]
III-4-4
|
19099 |
geluk |
geluk:
glök (Q259p Lontzen)
|
Ge moet hem dat geluk gunnen (hij heeft het verdiend, ge moet hem niet benijden). [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
19101 |
gemak |
manier:
ook ZND 23, 076
mannier (Q259p Lontzen)
|
gemak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
ook materiaal znd 23, 77
gemekkelich (Q259p Lontzen)
|
gemakkelijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22441 |
gemaskerd persoon |
maskeerde man:
ne maskiede maa (Q259p Lontzen),
maskeerde mens:
ne masskiede minsch (Q259p Lontzen)
|
Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)]
III-3-2
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
ook materiaal znd 23, 79
geming (Q259p Lontzen)
|
gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21465 |
gemeente |
gemeente:
gemengte (Q259p Lontzen)
|
gemeente [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21494 |
gemeentehuis |
gemeentehuis:
gemengtehùùs (Q259p Lontzen)
|
gemeentehuis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
32979 |
gerst |
gerst:
gē̜š (Q259p Lontzen)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|