e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lontzen

Overzicht

Gevonden: 795
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haring haring: häring (Lontzen) haring [ZND 26 (1937)] III-2-3
hars hars: harz (Lontzen) hars [ZND 01 (1922)] III-4-3
hart herz (du.): hats (Lontzen) hart [RND] III-1-1
harten in het kaartspel harten: oe is niet ou fr.  hātte oes (Lontzen) Harten: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] III-3-2
haten haten: haase (Lontzen) Haten. [ZND 26 (1937)] III-3-1
hazelaar hazelstruik: hasselstruuch (Lontzen) hazelstruik [ZND 26 (1937)] III-4-3
hazelnoot noot: noat (Lontzen) hazelnoot [ZND 26 (1937)] III-4-3
heer heer: hɛ:r (Lontzen) heer [RND] III-3-1
hees, schor heiser (du.): héiser (Lontzen) hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] III-1-2
hek aan de ingang van een wei vouwer: vǫu̯wǝr (Lontzen) In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.] I-8