19353 |
lichtgeraakt, kregel |
kribbelig:
ook materiaal znd 28, 49
kribbelig (Q259p Lontzen)
|
kregel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21473 |
lid van een vereniging |
mitglied (du.):
e mitjlied van e verein (Q259p Lontzen)
|
Lid van een vereniging. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
22750 |
lied, liedje |
lied:
liëd (Q259p Lontzen),
liedje:
liëdsche (Q259p Lontzen),
liətjə (Q259p Lontzen)
|
Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)] || liedje [RND]
III-3-2
|
19085 |
liegen |
liegen:
lieje (Q259p Lontzen),
lüge (Q259p Lontzen)
|
liegen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
17816 |
liggen |
liggen:
lieje (Q259p Lontzen)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
21098 |
lijnzaadmeel |
lijnzemeel:
linzǝmɛ̄l (Q259p Lontzen)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
21478 |
liniaal |
liniaal:
e linéal (Q259p Lontzen)
|
Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
17869 |
linkshandig persoon |
linkspoot:
ne linkspuet (Q259p Lontzen)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
17617 |
lip |
lip:
lep (Q259p Lontzen),
lippe (Q259p Lontzen)
|
lip [RND] || rode lippen [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
24541 |
lis (alg.) |
luus:
luusche (Q259p Lontzen)
|
lis [ZND 29 (1938)]
III-4-3
|