30336 |
vensterblinden |
slagen:
šlē̜x (Q259p Lontzen)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
slagen:
šlē̜x (Q259p Lontzen)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
17914 |
verbergen |
verbergen:
verberje (Q259p Lontzen)
|
verbergen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
24614 |
vergeet-mij-nietje |
vergeet-me-niet:
e vergin-mein-nicht (Q259p Lontzen)
|
vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|
18226 |
versleten |
versleten:
verschleate (Q259p Lontzen)
|
verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)]
III-1-3
|
23312 |
vespers |
vesper (lat.):
də vispər (Q259p Lontzen)
|
de vespers [RND]
III-3-3
|
18277 |
vest |
vest:
wĕst (Q259p Lontzen)
|
vest (fr. gilet) [ZND 16 (1934)]
III-1-3
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄ǝlǝ (Q259p Lontzen)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
22832 |
vieren |
vieren:
jəvi.ət (Q259p Lontzen)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
veŋər (Q259p Lontzen),
vinger (Q259p Lontzen)
|
Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)] || vinger [RND]
III-1-1
|