e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lottum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ogenschijnlijk goed bemesten de kantjes deraf lopen: dǝ kɛntjǝs ˲dǝrāf lūǝpǝ (Lottum), voor het oog werken: vø ̞r ǝt˱ uǝx wɛ ̝rǝkǝ (Lottum) Een akker bij gebrek aan mest of uit zuinigheid alleen aan de kanten of aan de zijde van de weg goed bemesten, om later het daar goed gedijende gewas de indruk te laten wekken, dat het stuk in zijn geheel goed bemest werd. [N 11A, 32] I-1
okkernoot noot: neut (Lottum), noot (Lottum), -  noot (Lottum) noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)] I-7
olie olie: oalie (Lottum) olie [SGV (1914)] III-2-3
olieverf olieverf: ǭli[verf] (Lottum) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9
omheinen gelint zetten: gǝlent zɛtǝ (Lottum), tuin zetten: tȳn zɛtǝ (Lottum) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omheining van ijzeren spijlen stanketsel: stakɛtsǝl (Lottum) Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e] I-8
omheining van opstaande latjes tuin: tȳn (Lottum) Omheining getimmerd van opstaande latjes, meestal rond een tuin of hof. [A 25, 4d; monogr.] I-8
omheining van palen gelint: gǝlent (Lottum) Omheining van palen, verbonden door enkele latten of ruwe planken. [A 25, 4c; monogr.] I-8
omhelzen bij de kop pakken: ? beej de kop pakke (Lottum) omhelzen [SGV (1914)] III-1-2
onbewolkt zonneklaar: kloar às e klun  zonneklaar (Lottum) als [klaar ~ de dag] [SGV (1914)] III-4-4