25014 |
punt, stip |
punt:
pūnt (L248p Lottum, ...
L248p Lottum)
|
punt [SGV (1914)]
III-4-4
|
19079 |
raad |
raad:
road (L248p Lottum)
|
raad [SGV (1914)]
III-1-4
|
32812 |
raam van de cultivator |
raam:
dǝ rām (L248p Lottum)
|
De ijzeren staven die samen het draagraam van de cultivator vormen. [N 11A, 151h; monogr.]
I-2
|
32825 |
raam van de landrol |
raam:
rām (L248p Lottum),
raamwerk:
rāmwɛ ̝rǝk (L248p Lottum
[(aan de ijzeren paardewals)]
)
|
Het door twee lange en twee korte balkjes gevormde raam waarin of waaronder de rol of cylinder kan draaien. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 2c; JG 1b add.; N 11A, 184b + c + 185b; monogr.]
I-2
|
19057 |
raar, vreemd |
raar:
raar (L248p Lottum, ...
L248p Lottum,
L248p Lottum,
L248p Lottum,
L248p Lottum,
L248p Lottum),
vreemd:
vremd (L248p Lottum, ...
L248p Lottum)
|
01; vreemd [SGV (1914)] || raar [DC 02 (1932)] || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)]
III-1-4
|
21361 |
raaskallen |
revelen:
riefele (L248p Lottum)
|
revelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
28447 |
raat |
graat:
grǭt (L248p Lottum),
raat:
rǭt (L248p Lottum)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
roaie (L248p Lottum)
|
raden (ww.) [SGV (1914)]
III-1-4
|
18167 |
rafel |
dreumel:
dreumels (L248p Lottum),
franjel:
franjels (L248p Lottum)
|
Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)]
III-1-3
|