e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lottum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruitijd ruizel: rȳzǝl (Lottum) De periode van het ruien, het veren wisselen, van de kip. [A 26, 8; S 30; Vld.; monogr.] I-12
rund beest: bɛst (Lottum), rind: rent (Lottum) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel horzel: hōrstel (Lottum), koehorzel: koewhorzel (Lottum), koeienvlieg: koewevleeg (Lottum) horzel [SGV (1914)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)] III-4-2
rups rups: roeps (Lottum, ... ) rups [SGV (1914)] III-4-2
rusten rusten: röste (Lottum) rusten [SGV (1914)] III-1-2
ruw, hard ruw: rouw (Lottum) ruw [SGV (1914)] III-3-1
ruw, ruig ruw: rouw (Lottum, ... ) ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)] III-4-4
sacristie gerfkamer: gerfkamer (Lottum) gerfkamer [SGV (1914)] III-3-3
salamander pannenstaart: pannestaart (Lottum), salamander: salemander (Lottum) salamander [DC 07 (1939)] III-4-2
samenspannen overhouden: ōverhālde (Lottum) heulen (met iemand) [SGV (1914)] III-3-1