e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lottum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaduw, lommer loof: ⁄t loëf (Lottum), scheen: schīēn (Lottum) (de) schaduw [DC 23 (1953)] || schaduw [SGV (1914)] III-4-4
schaften de oren houden: den oore hālden (Lottum) schaften [SGV (1914)] III-3-1
schafttijd oren: den oore (Lottum) schafttijd [SGV (1914)] III-3-1
schande schande: schand (Lottum) schande [SGV (1914)] III-3-3
schapestal, schaapskooi schaapskooi: sxǭpskø̜̄i̯ (Lottum) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
schede schede: schei (Lottum) scheede [SGV (1914)] III-2-1
scheen scheen: scheen (Lottum, ... ), schêên (Lottum) scheen [SGV (1914)] || scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
schelden, schimpen schelden: schelde (Lottum), ik scheld; ik sch‰ld ik schold; ik schØld wij scholden; weej schØlden wij hebben gescholden; weej hèbbe geschØlden  schelde (Lottum), schimpen: hij schimpte; hê schÈmpte hij heeft geschimpt; hên hêt geschÈmpt  schīmpe (Lottum) schelden [SGV (1914)] || schimpen [SGV (1914)] III-1-4
schemering, valavond tussen licht en duister: tussche leech en duuster (Lottum) schemering [SGV (1914)] III-4-4
schenkel schenkel: schinkel (Lottum) schenkel [SGV (1914)] III-2-3