34295 |
tuiertouw, tuierketting |
tuier:
tø̄r (L248p Lottum)
|
Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b]
I-11
|
33506 |
tuinbonen |
paardsbonen:
pɛrsbuənə (L248p Lottum)
|
[N 11A (zj)]
I-7
|
24258 |
tuinfluiter |
kuifmus:
kaofmusch (L248p Lottum)
|
Hoe heet de tuinfluiter? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
33638 |
tuingieter |
spuiter:
spuiter (L248p Lottum)
|
Hoe noemt u: de tuingieter waarmee men aangiet (broesgieter?) [N 74 (1975)]
I-7
|
19749 |
tuinhuisje |
zomerhuisje:
zomerhuuske (L248p Lottum)
|
priëel [SGV (1914)]
III-2-1
|
30188 |
tuinmuur |
tuin:
tuǝn (L248p Lottum)
|
Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d]
II-9
|
20116 |
turfmolm |
molm:
mōlm (L248p Lottum),
mōlm (L248p Lottum)
|
[SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enquête S samengevoegd met de opgaven van de enquêtevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enquêtes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24]
I-7, II-4
|
32761 |
twee spaden breed spitten |
twee spit breed (spaden):
twīǝ spę̄t˱ brīǝt (L248p Lottum)
|
Manier van spitten waarbij een voor ontstaat die dubbel zo breed is als de schop, doordat men telkens twee spaden grond naast elkaar uitsteekt. [N 11A, 148e; N 11, 65b add.]
I-1
|
32960 |
tweede grasoogst |
nagras:
nǭgrās (L248p Lottum)
|
Het gras dat de koeien afgrazen als ze voor de tweede maal in de wei lopen. [N 14, 129b]
I-3
|