18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
lieed (L248p Lottum),
smart:
smàrt (L248p Lottum),
verdriet:
verdreet (L248p Lottum)
|
leed [SGV (1914)] || smart [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)]
III-1-4
|
30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (L248p Lottum)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
19597 |
vergiet |
doorslag:
doorslaag (L248p Lottum),
doorslag (L248p Lottum)
|
Vergiet. Hoe noemt men de van gaten voorziene schotel (gemaakt van aardewerk, email of blik), die wordt gebruikt om b.v. gewassen groente te laten uitdruipen? [DC 14 (1946)]
III-2-1
|
21389 |
vergoeden |
vergoeden:
vergŏŏie (L248p Lottum)
|
vergoeden [SGV (1914)]
III-3-1
|
21412 |
verhaal |
vertelseltje:
vərtelsəlkə (L248p Lottum)
|
verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjoardaag (L248p Lottum)
|
verjaardag [SGV (1914)]
III-3-2
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrĕĕje (L248p Lottum)
|
vrijen [SGV (1914)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrĕĕje (L248p Lottum)
|
vrijen [SGV (1914)]
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
koud worden:
kāld wêre (L248p Lottum, ...
L248p Lottum)
|
kleumen [SGV (1914)] || verkleumen [SGV (1914)]
III-1-2
|
21390 |
verklaren |
verklaren:
verkloare (L248p Lottum)
|
verklaren [SGV (1914)]
III-3-1
|