21392 |
verkoper |
verkoper:
verkuueper (L248p Lottum)
|
verkooper [SGV (1914)]
III-3-1
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
ik bin verkēld (L248p Lottum),
ik bèn en bitje verkèld (L248p Lottum)
|
Lichte verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
koude:
ik hèb en kèld te pakken (L248p Lottum)
|
Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
ik verlies; ik verlees / verspeul
verleeze (L248p Lottum, ...
L248p Lottum),
verspelen:
(bij knikkeren of kaarten)
verspeule (L248p Lottum, ...
L248p Lottum)
|
verliezen [SGV (1914)]
III-3-1, III-3-2
|
25098 |
vernielen |
vernielen:
verneele (L248p Lottum)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|
22711 |
verschillende knikkerspelen: nagooien |
nagooien:
noagoeeje (L248p Lottum)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)]
III-3-2
|
19179 |
verstandig |
verstandig:
verstendig (L248p Lottum)
|
verstandig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
oogtand:
oegtānd (L248p Lottum),
tand van het verstand:
d`n tânt vaan t vərstânt (L248p Lottum)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
29112 |
verstellen |
stukken:
støkǝ (L248p Lottum)
|
Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW]
II-7
|
22349 |
verstoppertje spelen |
bergemuisje spelen:
be[r}gemuuske speule (L248p Lottum)
|
schuilevinkje spelen [SGV (1914)]
III-3-2
|