e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lottum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wielewaal gele wielewaal: gèle wielewaal (Lottum) Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)] III-4-1
wig beitel: bęjtǝl (Lottum), wig: wig (Lottum) Spits toelopend stuk hout of metaal dat dient om hout te doen splijten. Het wordt vaak gebruikt wanneer het kliefmes niet volstaat om een stuk hout te klieven. De spleet die door het kliefmes in het hout is ontstaan wordt dan verder verwijd door er houten of metalen wiggen in te drijven. Metalen wiggen zijn soms voorzien van een steel. [N E, 8c; A 29a, 1] II-12
wijden wijden: wĕĕj (Lottum) wijden [SGV (1914)] III-3-3
wijn wijn: wien (Lottum) wijn [SGV (1914)] III-2-3
wijnazijn wijn-edik: wien.êk (Lottum) wijnazijn [SGV (1914)] III-2-3
wijnstok, wingerd druivenwingerd: droevevieger (Lottum), droevevîêger (Lottum) [SGV (1914)]wingerd [SGV (1914)] I-7
wilde gans wilde gans: en wilde gans (Lottum) wilde [v] [een ~ gans] [SGV (1914)] III-4-1
wilde roos (hondsroos, enz.) hondsroos: [verbindingsboogje onder oe-e  hondstroees (Lottum) eglentier [SGV (1914)] III-4-3
wilg (alg.) mandstenen: jong hout voor manden  maastein (Lottum), wilg: -  wilg (Lottum) wilg (Salix) [DC 28 (1956)] || wilgensoorten [DC 28 (1956)] III-4-3
wilgensoorten roodwilg: -  rotwilg (Lottum, ... ), klompen  rotwilg (Lottum), tenen: -  tein (Lottum), treurwilg: -  treurwilg (Lottum, ... ) wilg (Salix) [DC 28 (1956)] || wilgensoorten [DC 28 (1956)] III-4-3