21333 |
huurpenning |
meepenning:
miepenning (L248p Lottum)
|
huurpenning [SGV (1914)]
III-3-1
|
20429 |
huwelijk |
huwelijk:
huwelijk (L248p Lottum)
|
huwelijk [SGV (1914)]
III-2-2
|
20444 |
iemands overlijden aanzeggen |
te lijk bidden:
naaste buren
te liek baejen (L248p Lottum)
|
lijkbidders; wordt het overlijden aangezegd door de naaste buren of door lijkbidders? Hoe heten deze (aanzeggers, aansprekers, groeveneugers, uitingstneugers, lijkers, enz.)? (duidelijk vermelden of deze naam op de buren of op de lijkbidders slaat) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
25153 |
ijs (alg.) |
ijs:
ies (L248p Lottum, ...
L248p Lottum,
L248p Lottum,
L248p Lottum,
L248p Lottum)
|
ijs [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
iessele (L248p Lottum)
|
ijzelen [SGV (1914)]
III-4-4
|
32767 |
ijzeren eg |
ijzeren [eg]:
īzǝrǝ [eg] (L248p Lottum
[(vierkant)]
)
|
De drie- of vierhoekige eg waarvan zowel het geraamte als de tanden van ijzer waren; zie afb. 55 en 56. Waar zulk een eg als onkruideg en/of als zaadeg diende, is vermeld in de betrokken lemmata verderop. De vorm die de ijzeren eg ter plaatse kon hebben, is hieronder voorgesteld door de tekens ∆ en vierkant. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N 11A, 161; N J, 10; A 13, 16b; monogr.]
I-2
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gavel:
gāvǝl (L248p Lottum)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
21334 |
illustratie |
illustratie (<fr.):
illestratie (L248p Lottum)
|
illustratie [SGV (1914)]
III-3-1
|
32714 |
in de breedte ploegen |
kort voren:
kǫrt ˲vōrǝ (L248p Lottum),
op de korte voren bouwen:
op ˲dǝ kǫrtǝ vōrǝ bǫu̯ǝ (L248p Lottum)
|
Omdat men slechts korte voren kan ploegen en zeer vaak moet keren, wordt een akker alleen maar in de breedte geploegd wanneer hij een bijzondere bewerking nodig heeft. [N 11A, 116b]
I-1
|
32713 |
in de lengte ploegen |
op de lange voren bouwen:
op ˲dǝ laŋ vōrǝ bǫu̯ǝ (L248p Lottum)
|
Doorgaans bewerkt men een akker op deze wijze, omdat men dan zo lang mogelijke voren kan ploegen en zo min mogelijk hoeft te keren. [N 11A, 116a; monogr.]
I-1
|