e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lottum

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leerlooier looier: luǝjǝr (Lottum) Persoon die huiden bereidt tot leer door looiing. [S 22; monogr.] II-10
leest leest: lęjs (Lottum) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: lieew (Lottum) leeuw [SGV (1914)] III-3-2
leggen leggen: lègge (Lottum) leggen [SGV (1914)] III-1-2
legnest legnest: lęxnęst (Lottum) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
lende lende: līnde (Lottum) lendenen [SGV (1914)] III-1-1
lente, voorjaar lente: linte (Lottum) lente [SGV (1914)] III-4-4
leren leren: lieere (Lottum) studeeren [SGV (1914)] III-3-1
leunstoel proost: pros (Lottum) leuningstoel [SGV (1914)] III-2-1
libel en waterjuffer garenpaap: garepaap (Lottum), glazenmaker: glazemaaker (Lottum), papegaai: papegaaj (Lottum) libel, alg. [DC 27 (1955)] || libel, grote soort, ong. 7 cm, bruinachtig [DC 27 (1955)] || libel, kleine soort, ong. 5 cm, met blauwe en zwarte banden [DC 27 (1955)] III-4-2