28772 |
linnen, linnengoed |
lijnen:
linǝ (L248p Lottum)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
17617 |
lip |
lip:
lip (L248p Lottum),
lup (L248p Lottum, ...
L248p Lottum)
|
lip [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
24528 |
lisdodde |
duivelsknuppel:
-
duivelsknuppel (L248p Lottum),
riet:
-
riet (L248p Lottum)
|
lisdodde [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
18051 |
litteken |
litteken:
litteike (L248p Lottum),
littijken (L248p Lottum)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)] || litteken [SGV (1914)]
III-1-2
|
17688 |
long |
long:
lŏŏng (L248p Lottum),
lŏŏnge (L248p Lottum)
|
long [SGV (1914)] || longen [SGV (1914)]
III-1-1
|
24846 |
loof |
blader:
blêr (L248p Lottum),
loof:
[verbindingsboogje onder oo-e ]
loeef (L248p Lottum)
|
bladeren [SGV (1914)] || loof [SGV (1914)]
III-4-3
|
24843 |
loofbomen (alg.) |
boom:
buuëm (L248p Lottum),
struik:
struuk (L248p Lottum)
|
Welke dialectbenamingen van loofhoutgewassen kent u? [N 74 (1975)]
III-4-3
|
30797 |
looi |
looi:
luǝj (L248p Lottum)
|
Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m]
II-10
|
30795 |
looien |
looien:
luǝjǝ (L248p Lottum)
|
Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.]
II-10
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
scheut (L248p Lottum, ...
L248p Lottum),
stek:
(als ze afgesneden zijn).
stèkke (L248p Lottum),
tak (mv.):
(aan de boom).
tèk (L248p Lottum)
|
Hoe noemt u: de organen die in de zomer, zolang ze bebladerd waren scheuten of loten heetten, nadat zij hun bladeren verloren hebben en houtachtig geworden zijn (als ze niet ouder zijn dan één jaar) (twijg die houttwijg of vruchttwijg kan zijn) [N 74 (1975)] || Hoe noemt u: een nieuw uitgelopen twijgje (scheut, schot of lot welke houtscheut of vruchtscheut kan zijn) [N 74 (1975)] || loot [SGV (1914)]
III-4-3
|