22837 |
beeld |
beeld:
bēlt` (L316a Lozen)
|
Een beeld. [ZND A1 (1940sq)]
III-3-2
|
20487 |
beet, hap |
hap:
hap (L316a Lozen)
|
een mondvol (afbijten, b.v. van een appel) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-3
|
25053 |
beetje, een weinig |
kwakkel:
kwakkəl (L316a Lozen)
|
onbepaalde kleine hoeveelheid (kwakkel) [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
18798 |
begrip, besef |
benul:
bənøl (L316a Lozen, ...
L316a Lozen)
|
benul, begrip (hij heeft er geen - van) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
31305 |
beitel |
beitel:
bętǝl (L316a Lozen)
|
De algemene benaming voor het stalen werktuig met een wigvormige snede dat dient om bijvoorbeeld gaten of uitsparingen in hout te steken of te hakken. Beitels die door houtbewerkers worden gebruikt, bestaan uit een beitelblad dat aan de onderzijde in een snede uitloopt en aan de bovenzijde via een versmalling, de hals, en vervolgens een verbreding, de borst, in een pin eindigt. Deze pin, de arend, wordt in het houten handvat van de beitel gestoken. Zie ook afb. 63 en vgl. het lemma ɛbeitelɛ in Wld II.11, pag. 33. Het betreft daar de beitel met een andere vorm die door de smid wordt gebruikt bij het doorhakken en splijten van koud of verhit metaal.' [N 53, 34a; N G, 24; L 1a-m; L 21, 12; L 45, 12a; L A2, 434; A 14, 12a; monogr.]
II-12
|
31451 |
bektang, buigtang |
kraaienbek:
krɛjǝbɛk (L316a Lozen)
|
In het algemeen een tang met platte, halfronde en/of spitse bekken waarmee men metaaldraad of -plaat kan vastklemmen en buigen. De benen van deze tang zijn doorgaans gebogen. Zie ook afb. 147. De zegsman uit Q 9 vermeldt dat de kraaienbek werd gebruikt om de ijzerdraadjes te buigen die werden gebruikt voor rozenkransen. Vergelijk de woordtypen rozenkranstang (Q 113, Q 121c) en nostertangetje (Q 99*). [N 33, 165; N 33, 171a-b; N 33, 181; N 64, 47c; L B2, 228; monogr.]
II-11
|
25103 |
benauwd en vochtig weer |
benauwds:
bənawtš (L316a Lozen),
laf (weer):
laf (L316a Lozen)
|
zwoel, drukkend warm (mof, smoel) [ZND B2 (1940sq)]
III-4-4
|
17860 |
bengelen |
bommelen:
bŏmələ (L316a Lozen),
boͅmmələ (L316a Lozen)
|
bengelen [ZND B2 (1940sq)]
III-1-2
|
24916 |
bergx |
berg:
beͅrg (L316a Lozen)
|
berg [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
21532 |
besteken |
schenken:
šeŋkə (L316a Lozen)
|
schenken [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|